Transitie in de jaren ’60 als voorbeeld voor ons afscheid van aardgas
De energietransitie van de jaren ’60, van kolen naar aardgas, ging eenvoudig omdat Nederland toen volgzamer was. Bovendien ging iedereen erop vooruit. Het had alleen maar voordelen om van Nederland een Gasland te maken, toch?
Twijfels over de kosten, klachten over de ombouw
Transitieadviseur Sven Ringelberg bestudeerde de overgang op aardgas in de jaren ’60. In zijn boek De Nederlandse Aardgastransitie nuanceert Ringelberg het beeld dat de transitie naar aardgas ‘vanzelf’ ging. Een aantal leerpunten uit de aardgastransitie voor de huidige energietransitie.
Dit artikel is aangeleverd door Sven Ringelberg. Ook interesse in publicatie van een ingezonden artikel? Neem contact op.
Waarom aardgas in woningen?
Met de vondst van een grote hoeveelheid aardgas werd Nederland in 10 jaar tijd omgebouwd tot Gasland. Meer dan 5 miljoen kookapparaten werden omgebouwd, duizenden kilometers leiding aangelegd en bij vele huishoudens kwam men achter de voordeur. De beslissing om aardgas in woningen te gebruiken was niet vanzelfsprekend. Er was een actieve kolenmarkt en Shell zag meer in het verkopen van aardgas aan de bulkmarkt. Door een aantal slimme consultants vanuit de Esso werd de minister en later de Tweede Kamer overtuigd om aardgas in te zetten in de markten waar het meeste te verdienen was, waaronder huishoudens.
Nederlanders hadden namelijk een arme energievoorziening in huis. Slechts 5% van de huishoudens maakte gebruik van centrale verwarming en aan het comfort van kolen stoken viel veel af te dingen. Daarbij kwam dat in 70% van de Nederlandse woningen al gasleidingen aanwezig waren. Deze werden gebruikt voor de levering van stadsgas. Nederland leek hiermee rijp voor de grote uitrol van aardgas. Tel daarbij op de mogelijkheid om comfort te verbeteren, relatief goedkoop meer warmte af te nemen en een volgzaam volk en je bent er toch?
De uitrol van het aardgas
Een groot verschil met de aanpak in de jaren 60 en nu is dat er een duidelijke regierol was voor de rijksoverheid. Na de vondst van het aardgas werd eerst meer dan een jaar overlegd hoe dit aardgas het beste ingezet kon worden en werden een aantal hindernissen getackeld. Een sterke publiek/private samenwerking was het gevolg en stevige landelijke en regionale coördinatie. De keuze dat aardgas aangeboden zou worden en de buizen voldoende gedimensioneerd om in de toekomst meer afname (centrale verwarming) mogelijk te maken, die werd landelijk genomen. Gemeenten kregen te horen wanneer de leiding langs zou komen en wanneer het aardgas aangeboden kon worden aan bewoners.
En die bewoners dan? Die werden natuurlijk volledig ontzorgt, het was gratis en mensen waren niet zo mondig als nu. Dit perspectief klopt maar half. De meeste bewoners maakte gebruik van stadsgas om te koken. Het laten ombouwen van de kookapparaten of deze vervangen was voor de meeste bewoners de meest logische stap. Het alternatief was op elektra gaan koken of kolen. Beide waren duurder in zowel gebruik en aanschaf. De kosten voor het aardgas? Die zouden niet meer dan anders zijn en bij meer gebruik zelfs goedkoper.
Toch was acceptatie niet vanzelfsprekend. Gemiddeld kostte het bewoners 50-100 gulden, een flinke uitgave in die tijd, om over te schakelen op aardgas voor het koken. En alleen dit koken op aardgas was lang niet voldoende om de investeringen van de Gasunie terug te verdienen. Het was nodig dat het verbruik van aardgas in woningen een factor 10 zou toenemen! Maar de kolenkachel vervangen door een nieuwe gashaard, dat kwam neer op één maandsalaris, zo’n 400-500 gulden.
Gratis was de grote ombouw dus niet. Daarbij komt dat Nederlanders niet zomaar overtuigd waren van het magische gas. Uit interviews komt naar voren dat mensen twijfels hadden over de kosten, afhankelijk zijn van een monopolist en geen zin hadden in troep in huis. Een stevig gestandaardiseerde ombouw en aanleiding van aardgas in woningen was het gevolg. Het doel: De impact op huishoudens zo laag mogelijk houden. Binnen één dag moest alles geregeld zijn voor een gemiddelde bewoner. Op papier klonk dit goed, maar in de praktijk kreeg de ombouw in Amsterdam 300-500 klachten binnen per week, met hilarische klachten zoals: “Ik heb een vlam van anderhalve meter, kunt u daarop koken?”
Participatie en acceptatie tijdens de aardgastransitie
Makke mensen in de jaren 60?
Deze klachten gaven geen aanleiding tot protest, hoe komt dat? Een combinatie van slimme propaganda, gerichte participatie en behoefte aan meer welvaart bij de bevolking.
De geleide loonpolitiek werd meer losgelaten rond die periode en Nederlanders blijken graag, net als nu, hun extra inkomsten te willen investeren in hun woning. U heeft vast ook meerdere verbouwingen gezien in uw omgeving de afgelopen 12 maanden. Zo was de gashaard populair onder pasgehuwden die een eerste woning kregen.
Participatie was gerichter dan nu. De keuze dat er geïnvesteerd zou worden in aardgas, die was genomen. De participatie ging vooral over de implementatie en praktische vragen van bewoners, precies waar in de praktijk ook de meeste vragen over zijn. Vele kookcursussen op aardgas en vragenavonden waren het gevolg. Hierbij werden zelfs ‘aardgasgirls’ ingezet door de gemeente Amsterdam om huisvrouwen te ondersteunen bij het koken of de aanschaf van nieuwe aardgas kooktoestellen.
Benader mensen als consument en ze gedragen zich als consument
Een groot contrast met de aanpak nu was de reclame. Waar we nu veel tijd spenderen aan het berekenen van de kosten en woonlastenneutraal verdedigen ging het in de jaren 60 vooral over comfort, status en gemak. Kosten waren er, ook voor de huishoudens met de kleinste portemonnee, maar het aardgas voldeed aan behoeften. Waar we nu Nederlanders vooral als consumenten behandelen, lag er in de jaren 60 de nadruk op de burger. Onderzoek laat ook zien dat als je mensen als consumenten benaderd, ze zich ook zo gaan gedragen.
Makke mensen in de jaren 60? Ik denk het niet. Eerder een product waar behoefte aan was, een duidelijke rijksoverheid, slimme propaganda en participatie. Voor onze energietransitie kunnen we meer jaren 60 energie gebruiken.
Sven Ringelberg is adviseur bij Transitiepaden, Simpel Subsidie en werkt aan de verduurzaming van de bestaande woningbouw. Zijn boek is te koop via zijn website.
Imagecredit: Afbeeldingen aangeleverd door Sven Ringelberg.
Aardgasloos verwarmen: elektrische alternatieven voor aardgas
Ivar Vagero, via Unsplash Public Domain
Nederland wil binnen dertig jaar CO2-neutraal zijn. Dat betekent dus ook geen gebruik meer van aardgas. Nieuwe woningen worden aardgasloos opgeleverd en bestaande woningen zullen de komende tijd verduurzaamd worden.
Dit artikel is onderdeel van een samenwerking met Feenstra.
Je woning aardgasloos verwarmen levert niet alleen iets op voor het milieu, ook voor de portemonnee kan het gunstig zijn. De maatregelen vragen om een investering maar tenminste een deel daarvan verdien je op termijn terug door een lagere energierekening.
Aardgasloos verwarmen begint bij een goede isolatie om warmte niet onnodig te verliezen. In dit artikel vertellen we je welke alternatieve systemen er zijn voor verwarmen op aardgas, oftewel aardgasloos verwarmen. Ook leggen we uit hoe je goed kunt ventileren zonder onnodig warmte te verliezen om nog meer energie en kosten te besparen.
Warmtenet of verwarming op elektriciteit
Steeds meer woningen zullen worden aangesloten op het warmtenet. Dit is een systeem voor collectieve warmte dat een grote rol zal spelen in de energietransitie. Er is ook een kans dat je woning verwarmd zal worden met behulp van elektriciteit. Voor meer informatie hierover kun je terecht bij je gemeente.
Puur elektrische verwarming
Bij elektrisch verwarmen is het belangrijk dat de installatie als hoofdverwarming gebruikt kan worden. Oplossingen hiervoor zijn een elektrische cv-ketel of infraroodverwarming. De elektrische cv-ketel doet hetzelfde als een cv-ketel op aardgas. De ketel verwarmt het water dat naar de radiatoren stroomt. Alleen wordt dit niet gedaan door een brander en warmtewisselaar zoals bij een traditionele cv-ketel maar door een elektrisch verwarmingselement. Infraroodverwarming maakt gebruik van warmtestraling via een muur of paneel. Andere mogelijkheden zijn elektrische kachels of vloerverwarming.
Het nadeel van deze vormen van puur elektrische warmteproductie is dat het stroomverbruik hoog ligt. Zo lang elektriciteit nog vooral uit kolen- en gascentrales komt is deze vorm van verwarmen niet duurzaam.
Warmtepomp als duurzaam elektrisch verwarmsysteem
Een ander soort elektrisch verwarmingssysteem is de warmtepomp. Hierbij ligt het stroomverbruik stukken lager omdat deze gebruik maakt van warmte uit de bodem of de buitenlucht. In het gebruik is een warmtepomp vaak wel drie keer zo zuinig als een puur elektrische vorm van verwarmen. Daarnaast is de warmtepomp een minder zware belasting voor de elektriciteitsaansluiting. Een ander voordeel van warmtepompen is dat ze doorgaans voor warm tapwater zorgen. Ook al zijn warmtepompen duurder in aanschaf en minder eenvoudig te installeren, het is een goed en duurzaam alternatief voor aardgas. Zeker als je cv-ketel binnenkort aan vervanging toe is.
Warmte terugwinnen uit ventilatielucht
Woningen zijn steeds beter geïsoleerd. Daarmee is het belang van schone lucht binnenshuis steeds duidelijker. Voor een goede gezondheid is een goed luchtklimaat nodig. Dit creëer je door de ramen af en toe open te zetten, met mechanische ventilatie of met een warmte terugwin installatie (WTW). Een goede ventilatie is zo belangrijk dat in nieuwbouwwoningen al sinds de jaren ’80 een vorm van mechanische ventilatie verplicht is.
Een WTW wint warmte terug uit lucht die wordt uitgeblazen. Deze warmte wordt gebruikt om verse buitenlucht op te warmen. Zo heb je niet alleen gezonde lucht in huis maar blijft ook de aangename temperatuur duurzaam behouden. Doordat de warmte wordt hergebruikt, draagt een WTW bij aan verduurzaming van elke woning.
Zorgeloos wonen
Warm gelopen voor een zorgeloze, aardgasloze toekomst? Feenstra is dé partner om je woning te verduurzamen. Alle informatie, advies en gecertificeerde vakmannen onder één dak. Of het nou gaat om de ontwikkelingen in de energietransitie, zonnepanelen, verwarmen, ventilatie, of energie- en kostenbesparing. Zorgeloos wonen voor jezelf, je portemonnee én voor het milieu.
Imagecredit: Ivar Vagero, via Unsplash Public Domain
Goedkoop aardgasvrij met een klopboor? BoringHeat wint prijzen!
Ronix, via Unsplash Public Domain
Toen Ingrid, Geert en Henk in 2018 aan het klussen waren in hun studentenhuis in Leiden, had geen van drieën ooit gedacht dat ze 3 jaar later in de finale van de Europese innovatiewedstrijd Energy Breakthrough zouden staan.
Duurzame draaiwarmte
Het idee voor BoringHeat ontstond dat klusweekend, zegt Ingrid. “Na bevestigen van twee muurplanken zeurde Henk dat zijn gemberthee was afgekoeld. Ik riep dat hij niet moest zeiken en stak de klopboor in de theekop.”
Tot verbazing van de studenten warmde de thee daadwerkelijk op. De draai-energie van boor werd overgedragen op het theewater. Het was Geert, student theologie, die als eerste kansen zag: “We hadden net met de huisbaas geregeld dat we groene stroom afnemen. De boor werkte dus op Nederlandse windstroom en produceerde zo volledig duurzame warmte.”
Van lauwe gemberthee tot een duurzaam warm studentenhuis
Wat op de schaal van een kop thee werkt, werkt misschien ook op de schaal van het hele huis, dacht Geert. Hij vond op AlieExpress een zware kernboormachine van 3,8 kilowatt en haalde bij de bouwmarkt een regenton en wat leidingwerk om de vinding op het bestaande CV-circuit aan te sluiten. “Het was nog wel een typisch studentenprototype, maar het werkte direct”
‘U vraagt, wij draaien lekker warm’
“Zelfs toen we afgelopen februari konden schaatsen bleef het behaaglijk in ons kierende studentenhuis. Er waren wel wat buren die klaagden over lawaai, maar dat deden ze ook toen we nog aardgas stookten.”
Een verslaggever van het Leids Dagblad nam de innovatie op in een artikel over de Energietransitievisiestrategie Warmte voor de energieregio Holland Rijnland. “Toen ging het balletje rollen”, zegt Ingrid. “Een oud-directeur van een groot Nederlands bouwconcern belde op dat hij graag in ons concept wilde investeren.” Met deze investering is de innovatie uitgewerkt tot een verkoopbaar product, waarvan bij een woningcorporatie in Leiderdorp nu de eerste 5 exemplaren op proef draaien.
“Dat is wel spannend, dat echte gezinnen voor hun warmte afhankelijk zijn van ons product”, zegt Geert. “Maar vooralsnog zijn ze enthousiast, of eigenlijk gewoon tevreden. De draaiwarmte werkt voor de bewoners evengoed als de oude gasketel. Bijna saai. De naam van onze startup, BoringHeat, is bedacht door een van de eerste bewoners. Wij vinden’m leuk!”
Gedoodverfde favoriet gediskwalificeerd
In september 2020 won BoringHeat een nationale wedstrijd voor studentondernemers, en daarmee een nominatie voor Energy Breakthrough. In de categorie duurzame warmte wisten de Leidse studenten al 43 concurrenten uit heel Europa achter zich te laten. Aanstaande donderdag mag Ingrid pitchen in de finale van de prestigieuze innovatiewedstrijd.
Nullpunkt Wärme bleek stiekem een warmtepomp
Oorspronkelijk zou BoringHeat zich meten met 4 andere startups. Twee weken geleden viel de Zwitserse startup Nullpunkt Wärme echter door de mand. Deze startup beloofde 5 kilowattuur (kWh) warmte te leveren voor elke kilowattuur verbruikte elektriciteit. Een rendement van liefst 500% dus.
“Dat rendement maakten ze zeker waar, alleen niet dankzij een of andere mysterieuze nulpuntenergie”, zegt Ingrid. “Toen de jury na enige achterdocht de behuizing van de vinding openschroefde, bleek daarin een ouderwetse warmtepomp verstopt.”
Het komt nu echt aan op de beste pitch
Na de diskwalificatie van Nullpunkt Wärme zijn nog 4 finalisten over. Naast BoringHeat zijn dat het Britse HeatWayv (verwarming op basis van microgolftechnologie), het Franse Lumière Chaude (compacte verwarmingselementen die passen in een standaardfitting voor ledlampen) en het Friese Tieluk (bufferloze elektrolyse naar waterstofketel).
Winst of geen winst
Opvallend is dat de vier finalisten elkaar qua efficiëntie nauwelijks ontlopen. Bij benadering zijn ze stuk voor stuk 90 tot 100% efficiënt.
“Met een efficiëntie van 500% was Nullpunkt Wärme dé te kloppen concurrent. Nu dat een vermomde warmtepomp bleek, zijn 4 aan elkaar gewaagde finalisten over”, zegt Geert. “Alle innovaties zijn lekker gek maar geen een is er bijster efficiënt. Ingrid moet met haar pitch het verschil maken. Het komt echt aan op wie het leukste verhaal heeft.”
De hoop is natuurlijk op winst donderdag, maar daar is het succes van BoringHeat al nauwelijks meer van afhankelijk. Liefst 7 Nederlandse gemeenten hebben aanvragen gedaan voor een pilot, en 3 woningcorporaties willen ook testen met de draaiwarmte als directe vervanging van een ketel op aardgas. “De jury bepaalt aanstaande donderdag dus vooral of het heel goed of ontzettend goed met ons gaat de komende jaren”, zegt Ingrid. “Die gedachte helpt me mijn zenuwen te bedwingen.”
Toevoeging 08:30. Via Twitter kreeg ik de vraag of vloerverwarming en/of extra isolatie nodig is om BoringHeat toe te passen. Snel nog even gecheckt bij de startup: “BoringHeat kan een reguliere gasketel één op één vervangen”, zegt Geert. “Vloerverwarming kan als je dat prettig vindt en isoleren kan natuurlijk nooit kwaad, maar noodzakelijk is het zeker niet.”
Naast de juryprijs is aanstaande donderdag ook een publieksprijs te vergeven. Stemmen kan nog tot woensdag 16:00.
Imagecredit: Ronix, via Unsplash Public Domain
Laten we onze industriepolitiek nog 15 jaar domineren door Polen?
Het Europese Safety Incident Trading System (SITS*) is de hoeksteen van het Europese bedrijfsveiligheidsbeleid. Mede dankzij het SITS is het aantal bedrijfsongevallen in de Europese industrie, energiesector en luchtvaart al met ruim 25% afgenomen.
Een gezamenlijk Europees doel
Het SITS zet sinds 2005 een bovengrens op het aantal ongevallen dat binnen de Europese energiesector en industrie jaarlijks mag plaatsvinden. Sinds 2012 is ook de intra-Europese luchtvaart gebonden aan het SITS.
De EU stelt binnen het SITS elk jaar een afnemend aantal rechten op bedrijfsongevallen beschikbaar. In 2050 worden de laatste incidentrechten geveild. Daarna zijn bedrijfsongevallen voor de Europese industrie, de interne luchtvaart en de energiesector niet meer mogelijk. Tot die tijd bepaalt de onzichtbare hand van de markt bij welke kolencentrale, staalfabriek of vliegmaatschappij het op dat moment economisch het meest wenselijk is om nog bedrijfsongevallen toe te staan.
Vooralsnog heeft Europa de onzichtbare hand van de markt wel een beetje in toom gehouden. Producenten van staal, cement, kerosine en andere producten die op de wereldmarkt verhandeld worden krijgen van de lidstaten jaarlijks het grootste deel van hun incidentrechten cadeau. Dit voorkomt dat staalfabrikanten en raffinaderijen de concurrentiestrijd verliezen met fabrieken gevestigd in landen met een minder streng veiligheidsbeleid.
De afgelopen 15 jaar heeft het SITS het veiligheidsbewustzijn in de industrie, luchtvaart en energiesector duidelijk vergroot. Veiligheidshelmen, achteruitrijsignalen en ander laaghangend fruit zijn nu in bijna alle bedrijven verplicht. Ook veiligheidscursussen, oefeningen, naleving en handhaving zijn professioneler geworden sinds invoering van het SITS.
Als je bij een staalfabriek of gascentrale mensen zonder een hand aan de leuning de trap op ziet lopen, zijn dat vrijwel altijd bezoekers. Eigen personeel weet wel beter. Direct bij de ingang worden zij via grote borden dagelijks geattendeerd op het aantal dagen sinds het laatst gemelde incident. Een goeie reminder om ook deze werkdag weer extra op te letten.
‘Het SITS-waterbed verzekert nu eenmaal een vaste hoeveelheid ellende’
Achteraf bezien stond de EU binnen het SITS jarenlang onnodig veel letsel toe. Na de kredietcrisis 2008 zakte de vraag naar energie en industriële producten in en overspoelde het handelssysteem met ongebruikte incidentrechten. Het duurde tot 2017 voor de marktprijs van deze rechten eindelijk weer aantrok. Inmiddels is het in kolencentrales weer echt lucratief om jaarlijks duizenden noodlottige ongevallen te voorkomen. In de meeste industriële bedrijven en sowieso in de luchtvaart is dergelijk laaghangend fruit echter wel geplukt. Hier is een veel hogere prijs nodig om het grote leed dat resteert te beperken.
Hoewel het SITS jarenlang geen enkele prikkel bood om veiliger te werken, gold het veiligheidsincidentenhandelssysteem wel regelmatig als argument om ander veiligheidsbeleid niet in te voeren. De – op zich terechte – redenatie was daarbij steeds dat aanvullend nationaal veiligheidsbeleid de ellende alleen maar zou verplaatsen naar buiten de landsgrenzen.
Een gebroken teen is een gebroken teen
Als Nederlandse energiecentrales of baksteenfabrieken veiliger zouden werken dan zou dat bijvoorbeeld Poolse kolencentrales of Italiaanse staalfabrieken juist toestaan om veiligheidsmaatregelen af te zwakken.
Aanvullend Nederlands veiligheidsbeleid zou bovendien het vestigingsklimaat voor bedrijven in Nederland verslechteren, terwijl het aantal afgehakte vingerkootjes, stoflongen en verbrijzelde tenen in Europa er niets door zou dalen. Zo bezien had extra veiligheidsbeleid in Nederland alleen maar nadelen. De ongetwijfeld goedbedoelde grens aan het totaal aan incidenten en ongevallen in Europa was in de praktijk verworden tot een waterbed met behoud van ellende. Elke extra investering in meer veiligheid in het ene land lekte automatisch weg over de grens en veroorzaakte juist extra letsel in andere EU-lidstaten.
Ondanks deze tragische dynamiek bleef het vertrouwen in het SITS onverminderd groot. In Nederland werd het bestaan van het EU-plafond op letsel op zeker moment zelfs aangevoerd om 3 nieuwe kolencentrales te bouwen, die hooguit iets veiliger waren dan bestaande kolencentrales in binnen- en buitenland. De sluiting van bijzonder veilige kerncentrales in Duitsland en België werd ook goed gepraat via het SITS. De sluiting zou binnen de EU tenslotte geen netto veiligheidseffect hebben.
Meer ongevallen in Nederlandse steenkoolcentrales, Duitse bruinkoolcentrales of Belgische gascentrales is weliswaar niet goed voor nationale statistieken maar elders leidt de toename in Nederlandse, Duitse en Belgische bedrijfsongevallen juist tot extra veiligheid. Zo bezien is het veroorzaken van extra ongevallen in eigen land bijna een vorm van barmhartigheid.
*Het Europese Safety Incident Trading System bestaat niet
Gelukkig lopen Nederlandse politici, vakbonden en individuele werknemers niet het risico elders in Europa letsel te veroorzaken als zij in eigen land pleiten voor strengere Arbowetgeving of effectiever bedrijfsveiligheidsbeleid. Gelukkig lopen bestuurders, handhavers, artsen en verplegers niet het risico Spanjaarden of Zweden indirect schade te berokkenen als zij in Nederland incidenten voorkomen of blijvend letsel beperken. Het Safety Incident Trading System is een verzinsel.
Niet idioot maar ook zeker niet ideaal
Wel kent Europa een Emissions Trading System (ETS). Binnen dit emissiehandelssysteem verdelen de Europese industrie, luchtvaart en energiesector een afnemend aantal rechten om CO2 uit te mogen stoten.
Net zoals een gebroken teen overal in de EU een gebroken teen is, is een ton CO2-uitstoot waar dan ook in de EU een ton CO2 extra in de atmosfeer. Wanneer je als overheid wenst dat bedrijven iets niet doen dan is rechten verdelen onder diezelfde bedrijven om datgene wat je wil voorkomen juist wel te doen een wonderlijke omweg. Hoe wonderlijk ook, handel in schaarse rechten op dat wat je wil voorkomen kan noodzakelijk zijn omdat directer en effectiever beleid politiek of maatschappelijk (nog) niet haalbaar is. Je creëert echter onherroepelijk de hierboven beschreven waterbeddynamiek.
Er kan in de politiek zoveel meer
De politieke gereedschapskist bevat meer dan emissiehandel
Het is mooi dat landen binnen Europa besloten hebben om samen te werken aan klimaatbeleid. Klimaatverandering overstijgt nationale belangen. In de strijd tegen CO2-uitstoot beschikken beleidsmakers gelukkig over vele instrumenten:
- Ontwikkelen. CO2-reductie heeft het grootste deel van onze geschiedenis niet op de agenda gestaan. Technologie en gedrag zijn geoptimaliseerd op maximaal welzijn tegen de laagste kosten. De nieuwe insteek is maximaal welzijn tegen de laagste CO2-uitstoot en dán de laagste kosten. Universiteiten en onderzoeksinstituten moeten aan de bak met R&D om alles dat van belang is en blijft in het leven te optimaliseren op dit nieuwe doel. Overheden moeten sturen op fundamenteel en toegepast onderzoek in lijn met dit nieuwe doel;
- Faciliteren. We stellen nieuwe eisen en vragen aan bestaande industrie, luchtvaart en energieproductie. Evenzo aan burgers, forensen en huiseigenaren. Daar horen nieuwe voorwaarden, nieuwe infrastructuur en nieuwe wet- en regelgeving bij. Bedrijven moeten processen die nog op kolen en gas draaien over kunnen schakelen op elektriciteit of waterstof. Bedrijven moeten vergunningen verkrijgen op nieuwe installaties en sloop van wat nieuwe installaties in de weg staat. Overheden moeten het de markt mogelijk en liefst makkelijk maken om nieuwe doelen te halen;
- Verbieden. Het effectiefste en meest botte instrument om CO2-uitstoot te in te perken is een verbod en strikte handhaving daarop. Een verbod op de uitstoot zelf is (nog) niet reëel, inlossen van teveel eerste levensbehoeften gaat nog gepaard met CO2-uitstoot. Gerichte verboden zijn wel haalbaar, mits tijdig afgekondigd. Gloeilampen zijn bijvoorbeeld verboden zonder dat verlichting ooit schaars werd. Gebruik van extreme fluor-broeikasgassen in koelkasten en airco’s is na 2025 verboden. Het gebruik van steenkool voor elektriciteitsproductie is in Nederland vanaf 2030 verboden;
- Ontmoedigen. Heffingen en accijnzen ontmoedigen ongewenst gedrag. Belastingen op fossiele brandstoffen en energiegebruik in het algemeen zijn wereldwijd gangbaar, al lopen de tarieven uiteen. Onder meer Noorwegen en Nederland heffen specifiek belasting op industriële CO2-uitstoot. Een belasting is een wendbaar instrument; Als een doel nog niet bereikt wordt, verhoog je het tarief. Natuurlijk zijn daaraan wel grenzen; Een belasting die eerste levensbehoeften onbetaalbaar maakt, is even onwenselijk als een verbod op eerste levensbehoeften;
- Stimuleren. Subsidies en fiscale kortingen zijn de tegenpool van belastingen, ze bemoedigen gewenst gedrag. Vrijwel alle EU-lidstaten stimuleren hernieuwbare energie, elektrisch rijden en energiebesparing met subsidies en/of belastingaftrek. In Nederland komt ook CO2-reductie in de industrie inmiddels in aanmerking voor specifieke subsidie. Ook stimulering is wendbaar, al biedt ook de hoogste subsidie geen garanties;
- Verplichten. Verplichtingen zijn de tegenpool van verboden. In de basis even bot en even effectief. Europa kent verplichtingen om stofzuigers zuiniger te maken en de uitstoot van personenauto’s te verlagen en Europa verplicht individuele lidstaten een minimumaandeel hernieuwbare energie op te wekken;
- Cap and trade. Emissiehandel staat ook bekend als cap and trade. Het instellen van een uitstootplafond en het uitdelen/veilen van emissierechten voor hele sectoren leidt tot concurrentie op CO2-intensiteit, in het geval van het Europese ETS zelfs over 3 sectoren. Voordeel is dat de maximale uitstoot voor alle betrokken sectoren samen vastligt, nadeel is dat eenvoudige (en dus goedkope) opties voor CO2-reductie voorkomen dat een prikkel ontstaat om aan complexere (en dus dure) CO2-reductie te beginnen;
Verwacht geen wonderen als alleen emissiehandel politiek haalbaar is
Er is geen doorslaggevende reden om in de strijd tegen klimaatverandering specifiek voor één van de bovengenoemde instrumenten te kiezen. Mits goed afgesteld zijn alle instrumenten complementair inzetbaar. Dat de Europese Unie inzake de industrie en luchtvaart alle ballen op emissiehandel gooit is niet uit luxe. In Europa is in de jaren ’90 gewerkt aan een directe belasting op CO2-uitstoot voor de industrie en energiesector. Het bleek een brug te ver.
CO2-reductie stilgevallen
Zeker destijds was de industrie een belangrijke werkgever in vrijwel alle Europese lidstaten. De invloed van de maakindustrie op de politiek was helaas te sterk om een CO2-heffing ingevoerd te krijgen.
Figuur 1 (Bron: CBS)
Het ETS was als politiek compromis wel haalbaar, al hadden dezelfde tegenkrachten ook daar hun invloed; Ruimhartig verstrekte gratis emissierechten houden de industrie goeddeels buiten schot. Dat is liefst 15 (!) jaar later nog steeds het geval.
Natuurlijk moet je in de politiek altijd pragmatisch zijn. Vaak ook geduldig. Het ETS is voor de optimist tenminste het begin van klimaatbeleid. Die optimist zit er echter naast. Soms is géén compromis beter dan het hoogst haalbare compromis.
Als het ETS ergens het begin van aankondigde dan is dat het begin van een lange pauze van de CO2-reductie in de Nederlandse industrie. Sinds 1990 daalde de uitstoot in de industrie 20 jaar lang gestaag met in totaal zo’n 30 megaton (35%, zie figuur 1). Sinds 2009 is deze trend voorbij. Terwijl het belang van klimaatbeleid steeds duidelijker werd de afgelopen jaren, is de industriële uitstoot in Nederland tussen 2009 en 2019 slechts 0,3 megaton (0,5%) gedaald.
Je kunt nog 20 keer trots vertellen dat de Nederlandse industrie de meest efficiënte industrie van de wereld is; géén CO2-reductie in de afgelopen 10 jaar is niet acceptabel. Je kunt nog 40 keer pochen dat de productie toenam terwijl de CO2-uitstoot stabiel bleef; géén CO2-reductie in de afgelopen 10 jaar blijft onacceptabel.
Als klimaatbeleid dreigt, trek dan een blik Poolse kolencentrales open
Elke keer dat klimaatbeleid met tanden dreigde voor de Nederlandse industrie, duwden CEO’s, vakbonden en politici de Poolse kolencentrales het toneel op. Strenger klimaatbeleid, bijvoorbeeld een extra CO2-heffing voor Nederlandse staalfabrieken en raffinaderijen maakt dat emissierechten vrijvallen. Als je baksteenfabrieken of aluminiumsmelters subsidie verleent om CO2-uitstoot te beperken dan vallen nog meer emissierechten vrij. Als emissierechten vrijvallen, stijgt het aanbod en daalt dus de prijs van deze rechten. Als de prijs van CO2-rechten daalt, is produceren van elektriciteit in oude kolencentrales rendabeler.
Het waterbed is geen natuurwet
De CO2-uitstoot die bij Tata in IJmuiden met pijn, moeite, subsidie en/of banenverlies bespaard zou zijn, was in een Poolse kolencentrale alsnog de lucht ingevlogen. Het klopt helemaal. Dat is het waterbed van ellende.
Gelukkig is het waterbedeffect geen natuurwet. Het is beleid. Beleid kun je bijsturen. Om in de context van het ETS op nationaal niveau de CO2-reductie te versnellen zonder banenverlies en zonder dat Poolse kolencentrales meer CO2 uitpuffen, moet je drie dingen doen om het speelveld gelijk te houden; Een CO2-heffing invoeren als prikkel om sneller te verduurzamen, een subsidie invoeren om die verduurzaming te betalen én de vrijkomende emissierechten opkopen en annuleren.
Natuurlijk is het niet fraai om én een extra belasting te heffen én te subsidiëren én rechten op te kopen om het effect van het Europese klimaatbeleid te neutraliseren. Het alternatief is echter 10 jaar pauze in de CO2-reductie in eigen land. Die pauze lijkt goed voor onze industrie maar het zal desastreus blijken als het uitstootplafond onder ETS straks verder daalt.
Ook deze verkiezingen dreigen we onze industrie tekort te doen. Nederland lijkt Poolse kolencentrales net als de afgelopen 15 jaar nog steeds als doorslaggevend te accepteren in elke discussie over industriepolitiek. Pijnlijk. Het waterbedeffect is niet irrelevant, maar zou het begin van een goed gesprek moeten zijn. Niet de conclusie.
CO2 is CO2, maar het maakt wel uit waar je CO2-uitstoot bespaart
Dat elke megaton CO2 in Europa uitgestoten dezelfde impact heeft op het wereldklimaat is waar maar ook een drogreden. Het maakt wel degelijk uit of je een megaton CO2-uitstoot voorkomt in een kolencentrale of in een staalfabriek. Een megaton CO2 minder bij een staalfabriek is veel complexer, veel duurder en dus veel meer waard.
Kolencentrales zijn ons kleinste probleem
Een megaton CO2 in een Poolse kolencentrale voorkomen is supermakkelijk en supergoedkoop. Dat konden we in 1990 al lang, in 2005 nog beter en vandaag helemaal zonder enige pijn en moeite.
Elektriciteit uit kolencentrales kunnen we al 70 jaar betaalbaar vervangen door elektriciteit uit gascentrales, al 50 jaar door elektriciteit uit kerncentrales, al 30 jaar met CO2-opslag en al 10 jaar betaalbaar met wind- en zonneparken. Het was en is haalbaar om CO2 uit kolencentrales te vermijden met het botste instrument; een verbod. Dat Nederland dat in 2030 doet is mooi maar rijkelijk laat en pijnlijk solistisch. Als de Europese Unie serieus had doorgepakt bij de gesprekken in de vroege jaren ’90 over Europees klimaatbeleid dan was elektriciteitsproductie met bruin- en steenkool in 2005 verboden geweest.
Een verbod op kolenverbruik in de staalproductie was in 2005 nog niet haalbaar en is dat ook vandaag nog niet. We hebben staal nodig om windturbines, hoogspanningsmasten en elektrolysers te bouwen en de enige betaalbare optie om ijzererts tot staal om te vormen is 15 jaar na invoering van het ETS nog steeds het oeroude hoogovenproces. Nederland en heel Europa hadden 15 jaar kunnen investeren in revolutie in de staalproductie maar Nederland en Europa waren 15 jaar te bang voor het effect dat effectief klimaatbeleid zou hebben op Poolse kolencentrales. Een effect dat is gecreëerd door de EU zelf.
Eenmaal ingevoerd gaf het waterbed van ellende altijd hoop op betere tijden, altijd hoop op de markt die alles op zou lossen. Nu zijn we 15 jaar verder en is die hoop er nog steeds. Jazeker heeft het ETS inmiddels belangrijke ontwikkelingen en aanscherpingen doorgemaakt, maar de Poolse kolencentrales dingen nog altijd mee om de emissierechten. Het argument dat welk effectieve klimaatbeleid voor de energiesector, industrie en luchtvaart dan ook kan resulteren in extra CO2-uitstoot in Poolse kolencentrales is nog altijd van kracht. Nog altijd valide. Nog altijd tragisch. Nog altijd stupide.
Niets liever dan een Europese aanpak, maar dan nu ook echt aanpakken
Ook deze verkiezingscampagne pleiten partijen voor de Europese aanpak voor industrieel klimaatbeleid. Daarmee bedoelen ze; laat de markt zijn werk doen, laat het ETS op zijn beloop. Dat is geen aanpak. Dat is net als de afgelopen 15 jaar vooral hopen dat complexe problemen zich vanzelf oplossen. Klimaatbeleid is te belangrijk om op één instrument te vertrouwen.
Benut de hele gereedschapskist
Pleiten voor een sterker Europees emissiehandelssysteem als onderdeel van de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen is als een ezel die zich op de verkeerde plek en op het verkeerde moment stoot aan dezelfde steen.
Natuurlijk is een Europese aanpak voor klimaatbeleid belangrijk. Klimaatbeleid alleen in Nederland is geen klimaatbeleid. Maar er is Europees klimaatbeleid, en er wordt gewerkt aan beter Europees klimaatbeleid. Vergeet tijdens de Nederlandse verkiezingen even het ETS. Met de Poolse kolencentrales komt het echt goed. Schets de kiezer een overtuigend pad hoe we de sterke Nederlandse industrie die is geoptimaliseerd voor een economie zonder klimaatverandering zo snel mogelijk ombouwen naar een industrie die kan overleven met uiteindelijk netto nul CO2-uitstoot.
Vergeet de Poolse kolencentrales. Laat zien dat het je wat uitmaakt dat Nederlandse bedrijven voortbestaan. Toon dat je het belangrijk vindt dat Nederland bijdraagt aan juist de moeilijkste stappen in de mondiale energietransitie. Vertel wat je wel aanpakt met belastingen, verplicht borden met de CO2-uitstoot van gisteren bij de ingang van elke fabriek, zet uiteen waar een subsidie nodig is, maak duidelijk op welke faciliteiten welk bedrijf op welk moment mag en moet vertrouwen, beloof desnoods dat je ETS-rechten gaat opkopen om niet elders CO2-uitstoot te veroorzaken.
Besef dat het ETS-waterbed geen natuurwet is. Het is allerminst zeker dat het ETS tot 2050 standhoudt. Ooit klinkt handel in het recht om CO2 uit te stoten misschien net zo maf als handel in het recht op het veroorzaken van letsel. Bedrijf politiek alsof het nu al zover is. Neem klimaatbeleid serieus. Benut de hele politieke gereedschapskist. Hij is er niet voor niets.
Imagecredit: Eigen foto.
Kernenergie levert 0 tot 12% van de CO2-reductie tot 2050
Jesiel Rubio, via Unsplash Public Domain
Het gaat ook deze verkiezingen goed mis qua klimaat. Waar klimaat in 2017 überhaupt geen rol speelde, is alle complexiteit die samen energietransitie heet in 2021 teruggebracht tot de vraag of partijen voor of tegen kernenergie zijn.
Nucleaire welles-nietes op repeat
Nederland stootte in 2019 in totaal 182,5 megaton CO2-equivalent aan broeikasgassen uit. Als Nederland de komende 30 jaar elk jaar evenveel uitstoot als in 2019 dan telt dat op tot 5.475* megaton.
De opgave voor Nederland is om de uitstoot jaar op jaar gestaag af te bouwen, tot netto nul in 2050. Dat is nogal een uitdaging. Kernenergie kan helpen bij deze uitdaging, daarover kan geen twijfel bestaan. Kernenergie kan een betaalbaar onderdeel van de oplossing zijn. Maar wat er ook gebeurt, kernenergie is hooguit een onderdeeltje van de oplossing.
Kernenergie is niet onmisbaar en niet doorslaggevend
De aandacht die kernenergie nu krijgt, is totaal overtrokken. Kernenergie is geen makkelijke oplossing voor ons klimaatprobleem, zelfs geen makkelijke oplossing voor een deel van het klimaatprobleem.
Het is niet een kwestie van willen
Zelfs als 17,5 miljoen Nederlanders vol overtuiging eisen dat Nederland voor 2030 een kerncentrale bouwt dan dan nog is er geen enkele zekerheid dat Nederland voor 2030 een nieuwe kerncentrale in gebruik kan nemen.
De Verenigde Staten, Frankrijk en Groot-Brittannië hebben decennia ervaring met kernenergie en investeerden miljarden in nieuwe kerncentrales. Toch lukte het deze landen sinds 2000 niet om niet om binnen 10 jaar van een concreet plan tot operationele kerncentrales te komen. In Nederland bestaat nog geen concreet plan voor een kerncentrale.
Als Nederland er wonderwel toch in slaagt voor 2030 een nieuwe kerncentrale in gebruik te nemen, is dat mooi. Emissievrije elektriciteit is belangrijk voor warmtepompen, elektrische auto’s en waterstoffabrieken. Een kerncentrale is echter geen alternatief voor in warmtepompen, elektrische auto’s en waterstoffabrieken. Een kerncentrale is ook geen alternatief voor het afbouwen van de veestapel, het afvangen van CO2 uit staalfabrieken of het emissievrij maken van de luchtvaart.
Het enige dat een kerncentrale doet, is het produceren van emissievrije elektriciteit. Alle emissievrije elektriciteit is welkom, dus een kerncentrale is welkom. Een kerncentrale is echter geen must. Opwekken van emissievrije elektriciteit is ons kleinste probleem. Ook in de winter, zonder wind en zonder zon, is emissievrije elektriciteit opwekken te doen zonder kernenergie.
Als kernenergie zijn bijrol perfect speelt, blijft het een bijrol
De VVD is het meest concreet over kernenergie. In het Algemeen Dagblad van 23 september 2020 trapte kamerlid Mark Harbers verkiezingshype voor kernenergie af met het voorstel om 3 tot 10 kerncentrales te bouwen. Als vermogen per centrale is 1.000 megawatt genoemd. Harbers in het AD: “Het zou mooi zijn als de eerste schop rond 2025 in de grond gaat, zodat de eerste centrale in de jaren 30 geopend kan worden.’’
Stel dat echt alles goed gaat
Stel dat de VVD een coalitie meekrijgt voor de bouw van kerncentrales, hoeveel van de 5.475 megaton CO2eq-uitstoot die Nederland zonder klimaatbeleid tot 2050 zou uitstoten kan kernenergie dan voorkomen?
- Als in 2025 de schop de grond in gaat voor 10 kernreactoren tegelijk en we gaan uit van 5 jaar bouwtijd dan komt er in 2030 in totaal 10.000 megawatt aan nieuw nucleair vermogen in bedrijf;
- Uitgaande van jaarlijks 8.000 draaiuren op continu vermogen levert 10.000 megawatt aan nucleair vermogen jaarlijks 80 miljard kilowattuur. Tussen 2030 en 2050 telt dat op tot 1.600 miljard kilowattuur atoomstroom;
- Als Nederland verder niet investeert wind- en zonneparken dan vervangt deze atoomstroom elektriciteitsproductie in gascentrales, á 400 gram CO2-uitstoot per geleverde kilowattuur;
- In totaal voorkomt deze serie van 10 kerncentrales dan 640 megaton CO2-uitstoot, ofwel 12% van de 5.475 megaton CO2-uitstoot die Nederland tot 2050 zonder klimaatbeleid zou uitstoten.
Dit is de absolute bovengrens van wat kernenergie in Nederland kan beteken voor het klimaatbeleid tot 2050, zeker als Nederland verder geen klimaatbeleid voert. Zonder flankerend klimaatbeleid, zoals elektrificatie in de industrie, warmte en mobiliteit kan Nederland simpelweg niet meer atoomstroom verstouwen.
De bijrol van kernenergie is in werkelijkheid nog veel bescheidener
In de strijd tegen klimaatverandering telt elke bespaarde ton broeikasgas. Als Nederland er in slaagt inderdaad 10.000 megawatt aan kernreactoren in bedrijf te nemen in 2030 dan zou dat fantastisch zijn. Het gaat alleen niet gebeuren.
Wetten en praktische bezwaren
Nederland is een land van coalities. De VVD sluit samenwerking met de PVV uit. Daarmee is geen coalitie van 76 zetels denkbaar die zonder reserves voor kernenergie zal stemmen.
Een coalitiecompromis van 3 reactoren is met enig optimisme denkbaar, 10 reactoren in één keer aanbesteden gaat zeker niet gebeuren. De eerste schop de grond in in 2025 gaat ook niet gebeuren. Nederland is een land van rapporten, risicoaversie en besluiteloosheid. Nederland is een rechtstaat met vergunningsprocedures en bezwaartermijnen. Het is irreëel aan te nemen dat in 2025 alle lichten op groen staan voor een kerncentrale. Als de bouw in 2028 begonnen is dan zijn we lekker bezig.
- Drie reactoren tegelijk bouwen ligt niet voor de hand, maar laten we aannemen dat 3 reactoren van elk 1.000 megawatt gemiddeld in 2035 in bedrijf komen;
- Wederom uitgaande van jaarlijks 8.000 vollasturen leveren deze centrales 360 miljard kilowattuur tussen 2035 en 2050;
- Wederom uitgaande van verdringing van gascentrales komt dat aan 144 megaton CO2-reductie tot 2050. Tweeënhalf procent van de eerder genoemde 5.475 megaton totale uitstoot zonder klimaatbeleid.
Niet te verwaarlozen maar ook echt de hyperfocus niet waard
Het is mogelijk dat Nederland wegens succes in 2038 besluit tot de bouw van nog eens 3 kerncentrales, die dan in 2045 in bedrijf komen. Dat doet dan nog eens 48 megaton tot 2050. Het is ook mogelijk dat de bouw van de eerste 3 reactoren tegenvalt of überhaupt de eindstreep niet haalt. Een reële verwachtingswaarde van het zelfstandige aandeel van kernenergie in de CO2-reductie tot 2050 is 1 à 3 procent. Niet te verwaarlozen maar ook zeker niet zo doorslaggevend als door voorstanders geclaimd. Kernenergie slokt echt een belachelijke hoeveelheid tijd en aandacht op in de campagnes en debatten.
Het niet-kernenergiekonijn voor de formatie
Uitgaande van 3 lijsttrekkersdebatten per verkiezingsperiode en nog 8 kabinetten de komende 30 jaar heeft kernenergie met alleen al het RTL Debat van afgelopen zondag zijn evenredige portie zendtijd al ruimschoots gehad tot 2050.
Toch zal de rituele dans rond kernenergie tot 17 maart voortduren. Profileren aan de hand van de nucleaire welles-nietes werkt nu eenmaal voor zowel voor- als tegenstanders. Veel VVD’ers willen graag nóg een keer van Rutte horen dat kernenergie onmisbaar is, veel GroenLinksers van Klaver dat het duur en onwenselijk is. Ook voor organisators van debatten levert het de gewenste strijd. De kiezer heeft er niets aan, maar voor de kijker is het vermakelijk.
Net als in 2017 zal het pas tijdens de formatie echt over klimaatbeleid gaan. Net als in 2017 zal het tot verontwaardiging leiden dat de nieuwe coalitie ingrijpende maatregelen treft die tijdens de campagne niet aan bod zijn gekomen. Wie er ook gaat regeren, de nieuwe coalitie heeft de volgende golf weerstand voor het klimaatbeleid aan zich zelf te wijten.
*Correctie 11.00: Initieel rekende ik met 9.125 megaton. Slordige rekenfout, bedankt voor het melden.
Imagecredit: Jesiel Rubio, via Unsplash Public Domain
‘Duitse subsidie op aardgas’ vooral bij Nederlanders bekend?
Roman Kraft, via Unsplash Public Domain
Als een debat over het aardgasvrij maken van woningen maar lang genoeg duurt, trekt een van de deelnemers geheid een keer een vergelijking met onze oosterburen. Duitsland subsidieert tenslotte juist ketels op aardgas, toch?
Favoriete gekke henkie drogreden
Verwarmingsketels op fossiele energie stoten CO2 uit en dragen bij aan klimaatverandering. Dat geldt voor ketels in Roermond en dat geldt voor ketels in Keulen. Dat geldt voor alle ketels op aardgas, olie en kolen.
In allerhande klimaatverdragen en -akkoorden is beklonken dat zowel Nederland als Duitsland de CO2-uitstoot steil moeten terugdringen, tot netto nul tegen 2050. Dat betekent dat ook de uitstoot gerelateerd aan het verwarmen van Nederlandse en Duitse woningen steil omlaag moet. In beide landen is een warmtetransitie nodig, die aanvangt in het hier en nu.
- De aanvangssituatie in Duitsland. Grofweg de helft van de Duitse huishoudens stookt aardgas. Zo’n 14% van de Duitse huishoudens is verbonden aan een warmtenet, 5% verwarmt elektrisch. Daarnaast stookt een kwart van Duitsland op brandolie en zitten er in de restgroep nog huishoudens op propaan en zelfs op steenkool. Van de huishoudens die stoken op aardgas of brandolie maakt een groot aandeel gebruik van verouderde techniek met een laag rendement;
- De aanvangssituatie in Nederland. In Nederland stookt zo’n 90% van de huishoudens de woning warm met ketels op aardgas. De rest van de woningen is gekoppeld aan een warmtenet of maakt gebruik van een warmtepomp. Een groot deel van de Nederlandse woningvoorraad heeft de overstap naar een hoogrendementsketel (HR-ketel) al jaren geleden gemaakt.
Twee klimaatdoelen voor dezelfde gebouwde omgeving
Het einddoel voor woningen in zowel Duitsland als Nederland is hetzelfde; tegen 2050 netto nul CO2-uitstoot. Daarnaast geldt voor zowel Duitsland als Nederland een tweede doel; de uitstoot in de gebouwde omgeving moet tot aan 2050 gestaag dalen. Zoals hierboven geschetst verschilt de aanvangssituatie. Dat leidt logischerwijs tot verschillen in klimaatbeleid.
Gekke henkie loopt hier mooi voor
Voor politici en opiniemakelaars die goedkoop willen scoren in verkiezingstijd is het heerlijk om deze verschillen uit de context te trekken en te misbruiken om een karikatuur van het Nederlandse aardgasbeleid te maken.
Voor het overgrote deel ligt beleid om CO2-uitstoot op de korte termijn te beperken in het verlengde van beleid om de uitstoot tegen 2050 op nul te krijgen. Verbeteren van isolatie, kierdichting en ventilatie helpen direct om het energieverbruik te beperken én vereenvoudigen de uiteindelijke stap naar een warmtebron zonder CO2-uitstoot.
Deze vlieger gaat helaas niet altijd op. Overstappen van een ketel op kolen of brandolie naar een ketel op aardgas levert direct een grote CO2-reductie. Ook vervangen van een ketel met een laag rendement voor een HR-ketel draagt sterk bij aan het beperken van de CO2-uitstoot. In beide laatste gevallen is echter op later moment alsnog een investering in een niet-fossiele warmtebron noodzakelijk. Hier komt het verschil in aanvangstsituatie tussen Nederland en Duitsland tot uiting:
- Het Duitse dilemma. Voor zeker een kwart van de Duitse woningen is op korte termijn veel winst te behalen door een laagrendements ketel op olie te vervangen door een HR-ketel op aardgas. Daarom subsidieert Duitsland (onder voorwaarden) de overstap naar HR-ketels op aardgas. Dat dat de Duitse transitie naar netto nul uitstoot in de gebouwde omgeving mogelijk lastiger maakt, neemt de Duitse overheid voor nu op de koop toe;
- De Nederlandse voorsprong. Voor Nederland speelt dit dilemma gelukkig niet. Nederlanders met een ketel stoken bijna allemaal al de schoonste fossiele brandstof (aardgas) en maken gebruik van de meest efficiënte techniek (HR-ketels). De Nederlandse overheid heeft de overstap van kolen- en olieketels naar aardgas al in grootmoeders tijd gestimuleerd en subsidieerde daarna de installatie van HR-ketels jarenlang stevig.
Dankzij jarenlange stimulering van aardgas hoeft Nederland aardgas vandaag niet meer te stimuleren. De tussenstap die Duitsland nog besloot te bevorderen, heeft Nederland al lang genomen. Nederland loopt op dit aspect duidelijk voor op Duitsland. Voor Nederland is beleid om aardgas uit te faseren daarmee juist de enige logische vervolgstap.
Duitsland gelukkig ook geen verrückter Henkie
Toekomstbestendige voorwaarden
Hoe graag populistische politici en opiniemakelaars het ook roepen, Nederland is zeker geen gekke Henkie omdat Nederland aardgasketels uitfaseert terwijl Duitsland ze subsidieert.
Het omgekeerde is gelukkig ook niet waar. Duitsland strooit niet lukraak met subsidies om er maar zoveel mogelijk aardgas doorheen te jagen. Natuurlijk snapt ook de Duitse politiek dat aardgas hooguit een tussenoplossing is. Het Bundesministerium für Wirtschaft und Energie waarschuwt dat uitfaseren van aardgas ook in de Duitse gebouwde omgeving op handen is.
Op de site van de KfW zijn de voorwaarden voor subsidies op verduurzamen van Duitse woningen na te pluizen. In tegenstelling tot wat populisten claimen, blijkt dat er überhaupt geen sprake is van een directe Duitse subsidie op aardgas. Alleen woningeigenaren die hun huis stevig isoleren of investeren in een zonneboiler of biomassaketel kunnen onder voorwaarden óók de vervanging van een verouderde verwarmingsketel meenemen in een subsidieaanvraag. Die ketel moet bovendien sowieso geschikt zijn om later een duurzame warmtebron bij te schakelen, bijvoorbeeld een hybride warmtepomp.
In werkelijkheid wijken de doelen en instrumenten van het Duitse beleid dus nauwelijks af van het Nederlandse beleid. De Nederlandse uitgangssituatie maakt subsidiëren van HR-ketels overbodig, dat is alles.
Wat we wel van Duitsland kunnen leren
Onafhankelijk advies, óók met subsidie
Wat ook in zowel Duitsland als in Nederland speelt, is dat verduurzamen van bestaande woningen complex is. Geen huis is hetzelfde en voor elk huis zijn er vele routes naar een lagere energierekening.
Het is mooi dat Nederland individuele huiseigenaren steunt met subsidies op losse maatregelen maar dat blijft toch een zoekplaatje. Vrijwel niemand met een koophuis is specialist in verduurzamen. De keuze nog even niets te doen is altijd de meest overzichtelijke. Mede daarom schiet het nog niet op met verduurzaming in de gebouwde omgeving. Om het eeuwige afwachten te ondervangen prikkelt Duitsland bewoners op twee manieren om wel door te pakken:
- Wegnemen keuzestress. De Duitse overheid verwijst woningeigenaren naar erkende duurzaamheidsspecialisten en subsidieert (naast de fysieke investeringen) óók hun advieskosten. Deze specialisten begeleiden vervolgens ook de daadwerkelijke duurzaamheidsrenovatie en beoordelen of de aannemer van een renovatie goed werk heeft geleverd;
- Meer doen is lucratiever. Voor de kleinste verduurzamingsstappen subsidieert Duitland slechts 20% van de kosten, tot een maximumbedrag van €10.000. Een integrale renovatie tot het hoogste duurzaamheidsniveau komt in aanmerking voor 40% subsidie, tot een maximumbedrag van €48.000.
Deze combinatie maakt het onwaarschijnlijk dat Duitsers die de overstap naar een warmtepomp kunnen maken toch voor een gasketel kiezen. In de praktijk is de ‘Duitse subsidie op aardgas’ in Nederland waarschijnlijk bekender dan in Duitsland zelf. Als het nieuwe kabinet Duitsland als voorbeeld wil nemen, vergeet dan het populaire gejammer over aardgas als schoonste brandstof. Neem de subsidie op onafhankelijk advies over en stuur net als Duitsland op integraal doordachte renovaties.
Imagecredit: Roman Kraft, via Unsplash Public Domain
Synthetische kerosine uit blauwe waterstof voor onze blauwe trots?
Op 8 februari 2021 vierden KLM, Schiphol, Shell en VVD-minister Cora van Nieuwenhuizen van Verkeer en Waterstaat de primeur van een vlucht op synthetische kerosine. Op een KLM-vlucht van Schiphol naar Madrid werd 500 liter bijgemengd.
Drie badkuipen verkiezingskerosine
Gelukkig voelde vrijwel iedereen aan dat deze primeur prettig samenviel met de presentatie van pijnlijke jaarcijfers van KLM, taaie gesprekken over een nieuw steunpakket voor onze blauwe trots en de verkiezingscampagne.
Dat neemt niet weg dat ontwikkeling van synthetische brandstoffen van belang is. Ook als de mondiale CO2-uitstoot later deze eeuw netto nul is, blijven we reizen. Voor intercontinentale reizen blijft vliegen de beste optie en voor mensen met haast blijft een vliegtuig met straalmotoren aantrekkelijker dan een toestel met elektrisch aangedreven propellers. Er blijft kortom behoefte aan een duurzame luchtvaartbrandstof, zoals kerosine.
Shell produceert in Qatar al jaren synthetische brandstoffen uit aardgas
Technisch was dit geen grote doorbraak
De 500 liter synthetische kerosine, gebrouwen in een half jaar, is natuurlijk op zijn best een pril begin van een pril begin van wat ooit een deel van een duurzame oplossing kan zijn voor een deel van onze reislust.
De tanks van de Boeing 737-800 waarmee KLM de vlucht uitvoerde kunnen samen 26.000 liter brandstof aan. Als Shell op dat volume 500 liter appelstroop had bijgemengd dan had het toestel Madrid vermoedelijk ook gehaald. Waarschijnlijk was de certificering van de brandstof de echte primeur. Technisch zijn synthetische brandstoffen in ieder geval geen nieuws.
De technische bouwstenen voor de productie van kerosine uit emissievrije elektriciteit, water en afgevangen CO2 waren al voor handen. Waterstof produceren met elektriciteit kon al. CO2 afvangen uit schoorstenen of biovergisters kon al. Waterstof en CO2 laten reageren tot een synthetische brandstof met de eigenschappen van kerosine kon al. De technische primeur was hooguit het combineren van deze bewezen stappen. Geen doorbraak.
In Qatar produceert Shell sinds 2011 op grote schaal kerosine en andere vloeibare brandstoffen uit waterstof en koolstof. De Pearl Gas to Liquids (GTL)-raffinaderij nabij Doha wint de waterstof en koolstof uit fossiel aardgas, in plaats van uit water en afgevangen CO2. Verder is de primeur van 8 februari 2021 identiek aan het GTL-proces dat al op grote schaal operationeel is.
Beschikbaarheid van emissievrije water- en koolstof is het probleem
Met de prijs komt het wel goed, vliegen mag wat kosten
Hoewel bewezen en technisch haalbaar is duurzame synthetische kerosine nog lang geen antwoord op de aanzwellende roep om een duurzame luchtvaart. In de uitingen van Shell, KLM en het ministerie ligt de nadruk op het verlagen van de (nu nog) hoge kosten van dit proces.
“Het is een belangrijke eerste stap en samen met onze partners moeten we nu opschalen, versnellen en het commercieel haalbaar maken”, zegt Marjan van Loon, directeur Shell Nederland. Natuurlijk is het proces op deze kleine schaal nog duur maar opschalen alleen is geen oplossing. De belangrijkste bottleneck voor de groei van synthetische kerosine is de beschikbaarheid van emissievrije waterstof en klimaatneutrale CO2.
De productie van beide basisgrondstoffen vergt enorm veel emissievrije energie, het energetisch rendement van alle omzettingen om tot duurzame kerosine te komen is laag en het volume fossiele kerosine dat de luchtvaart er doorjaagt is gigantisch. Het is daarmee zeker dat synthetische kerosine op korte termijn, zeg voor 2030, niets doet voor de CO2-uitstoot van de luchtvaart. Alleen minder vliegen helpt. Van die harde waarheid mag deze primeur in verkiezingstijd niet afleiden.
Hyperinflatie van het begrip blauwe waterstof
Op 8 februari en de dagen daarna was ik te druk voor een stukkie. Inmiddels had de primeur wat mij betreft ook al genoeg positieve en negatieve aandacht gehad. Ik had me voorgenomen om later dit jaar eens goed de tijd te nemen voor een beschouwing op de kansen en tijdlijnen voor synthetische kerosine binnen de verduurzaming van de luchtvaart.
Dit weekend kwam echter het promofilmpje van de synthetische primeur voorbij in mijn Youtube-tijdlijn. Daarin viel vooral de bijdrage van Marjan van Loon, directeur Shell Nederland, op (eerste filmpje hierboven, vanaf 3.30): “Door blauwe waterstof te combineren met gerecyclede CO2 kun je een vliegtuigbrandstof maken met een lagere carbon footprint. Als later meer groene stroom beschikbaar komt dan kunnen we de blauwe waterstof vervangen voor groene waterstof.”
CO2 afvangen en direct hergebruiken?
Blauwe waterstof is in de volksmond waterstof geproduceerd uit fossiel aardgas, waarbij de vrijkomende fossiele CO2 wordt opgeslagen in bijvoorbeeld lege gasvelden.
De chemische formule van aardgas is bij benadering CH4, ofwel elk gasmolecuul bevat 1 deeltje koolstof op 4 deeltjes waterstof. Kerosine bestaat uit een mix van veel grotere koolwaterstofmoleculen, zeg bij benadering C14H30. Elk deeltje koolstof in kerosine staat dus gelijk aan ruwweg 2 deeltjes waterstof. Om uit blauwe waterstof – gemaakt uit aardgas – kerosine te maken moet er dus meer koolstof bij dan er uit het aardgas vrijkomt. Shell kan die CO2 uit andere processen op de raffinaderij afvangen en direct hergebruiken, wat op zich mooi is. Er wordt echter zeker geen CO2 opgeslagen als Shell kerosine gaat maken uit blauwe waterstof. Er is dus überhaupt geen sprake van wat in de volksmond blauwe waterstof heet.
Kerosine maken uit blauwe waterstof betekent in dit geval dus kerosine maken uit aardgas zonder CO2-opslag. Kerosine maken uit fossiel aardgas is wat Shell in Qatar al jaren doet. Bij de verbranding van deze synthetische kerosine komt dan ook precies evenveel fossiele CO2 vrij als bij de verbranding van reguliere kerosine. De suggestie die Van Loon in het filmpje doet, draagt bij aan de ondermijning van het vertrouwen in duurzame waterstof als noodzakelijk onderdeel van de energietransitie. Ik hoop van harte dat deze suggestie per ongeluk in het promofilmpje is terechtgekomen.
Bron: Shell, KLM / Imagecredit: KLM
‘Eerst de daken vol’ heeft inmiddels zijn melktanden gewisseld
Bol Fulfilmentcentrum Waalwijk
Opnieuw relevant: 19 februari 2021 | Oorspronkelijk gepubliceerd: 16 juni 2019
In september 2014 kopte RTV Noord naar aanleiding van discussie in de Groninger Staten “Eerst de daken vol, dan pas zonneparken op de grond”. Inmiddels zijn we 7 jaar verder. “Eerst de daken” vol loopt inmiddels zelfstandig naar school, heeft zijn eerste spreekbeurt gegeven en zijn melktanden gewisseld. Al zeker zeven jaren maken deskundigen en politici die daar over gaan het punt dat zonneparken pas wenselijk zijn als alle geschikte daken vol met zonnepanelen liggen. Vaak zijn dat ook politici en deskundigen die menen dat de energietransitie in Nederland veel te traag verloopt. Moet “Eerst de daken vol” volwassen worden voordat we accepteren dat we alsnog moeten versnellen met grondgebonden zonneparken? Hieronder het oorspronkelijke bericht over de ophef over zonnepanelen op land, van 16 juni 2019.
Duurzaam NL schreeuwt om meer megastallen en IKEA’s
Bij uitvoer van het Nederlandse klimaatakkoord is in 2030 twee derde van alle stroom opgewekt met windturbines en zonnepanelen. In 2050 moet al onze energieproductie (inclusief elektriciteit) vrij van CO2-uitstoot zijn.
Beklagen, vertragen en zelfs belagen
Dat Nederland met al zijn Nederlanders en al zijn bedrijvigheid moet stoppen met het uitstoten van broeikasgassen, daar lijkt inmiddels een meerderheid van de Nederlanders van overtuigd.
Ons land, onze infrastructuur en onze levens zijn echter vervlochten met de uitstoot van CO2. Stoppen met die uitstoot heeft als consequentie dat ons land, onze infrastructuur en onze levens wat moeten veranderen. En oei wat hebben wij moeite met verandering. Wat zijn wij met zijn allen goed om veranderingen te beklagen, te vertragen en zelfs te belagen.
Nederland wil het liefst géén energie opwekken
Hoewel we gemiddeld gezien inmiddels tegen energie uit kolen, aardgas en olie zijn, zijn we evengoed tegen de bronnen die kolen, aardgas en olie dan noodzakelijkerwijs moeten vervangen. We zijn tegen windmolens, tegen biomassacentrales, tegen CO2-opslag en tegen kerncentrales. Alleen voor zonnepanelen leek Nederland – tot voor kort -wel te porren. Zonneparken zijn door protestgroepen zelfs regelmatig aangehaald als alternatief voor windparken.
Achteraf bezien zou ook dit een vertragingstactiek geweest kunnen zijn. Nu zonnepanelen zo goedkoop zijn dat het met enige subsidie uit kan om zonneparken op landbouwgrond en waterbekkens te bouwen, schieten ook actiegroepen tegen zonneparken namelijk alsnog als paddenstoelen uit de grond.
Hoewel de weerstand tegen zonneparken nog jong is, is het eerste grote succes al binnen. De Tweede Kamer nam recent in grote meerderheid een motie van Carla Dik-Faber (ChristenUnie) en mede-indieners aan, die vergunningverleners verplicht nieuwe plannen voor zonneparken te toetsen aan van alles.
De motie verzoekt de regering, ‘er met de decentrale overheden voor te zorgen dat, in de aanloop naar de Regionale Energiestrategieën, nieuwe zonneparken op natuur- en landbouwgronden worden getoetst aan de op handen zijnde zonneladder of vooruitlopend op deze zonneladder zijn getoetst aan een vergelijkbaar door decentrale overheden vastgesteld afwegingskader.’
Groots plan voor drijvende zonneparken verontrust natuurorganisaties. Helemaal eens!
Waarom zonnepanelen op water (of natuur- en landbouwgrond) leggen als 95% van het dakpotentieel nog niet benut is.
Daarom maak ik mij sterk voor een #zonneladder. https://t.co/XFE4CljSFQ
— Carla Dik-Faber (@carladikfaber) June 12, 2019
Zowel de zonneladder, de RES als een vergelijkbaar afwegingskader betreffen veelal onuitgewerkt beleid. Uitwerken van beleid kost tijd dus de uitbouw van hernieuwbare energie in Nederland loopt nog eens extra vertraging op. Al had de schade groter kunnen zijn. De eerdere versie van de Motie over de zonneladder uit 2018 (door mij in de oorspronkelijke versie van dit stuk abusievelijk aangehaald, bedankt voor de correctie @polder_PV) was nog een stuk verstrekkender.
Ook zonnepanelen willen we vooral niet zien
De strekking van de groeiende en succesvolle weerstand tegen zonneparken op land en water is dat het ‘belachelijk is om zonnepanelen op landbouwgrond of binnenwater te installeren zolang er nog zoveel daken onbenut zijn.’
‘Eerst alle daken vol’
Deze drogreden klinkt zo overtuigend dat – op de PVV en Denk na – de voltallige Tweede Kamer er in is getuind.
Maar het is en blijft een drogreden. Inderdaad is het zonde dat er op veel Nederlandse daken waar zonnepanelen zouden kunnen liggen nog géén zonnepanelen liggen. Maar dat los je niet op door grondgebonden zonneparken te frustreren.
Wie zich oprecht stoort aan lege daken, stuurt aan op beleid dat zonnepanelen op daken (nog meer) stimuleert, misschien zelfs verplicht. Maar zelfs als dat beleid gericht op daken onverwacht effectief is, is dat onvoldoende. Dat lijkt Dik-Faber zich met haar mantra ‘Eerst alle daken vol’ ook te beseffen. Op uitsluitend daken is niet genoeg ruimte om voldoende zonnestroom voor de CO2-vrije Nederlandse economie op te wekken.
Het enige appels-met-appels alternatief is een grijze schoenendoos
Na de ‘eerst’ van Dik-Faber komt onvermijdelijk een ‘daarna’, waarin we zonnepanelen alsnog op landbouwgrond en water zullen bouwen. Want op onze akkers en oppervlaktewater is er voor zonnepanelen ruimte in relatieve overvloed.
Op basis van onderzoek door de Universiteit Utrecht en TNO stelt Holland Solar, lobbyclub voor zonne-energie, dat er in 2030 zo’n 0,2 procent van alle Nederlandse landbouwgrond nodig is om doelen voor zonne-energie te behalen. Voor de doelen van 2050 zou daar nog zo’n 0,3 procent bijkomen. Daar gaat het in deze discussie dus over.
Krap een half procent van alle akkers
Samen met panelen op daken heeft Nederland over 30 jaar dan ruim 30 gigawatt aan zonnepanelen en toch nog steeds 99,5 procent van zijn landbouwgrond. Ook met zonneakkers blijven onze superboeren exporteren.
Het enige reële beleidsalternatief om de energietransitie voor 2050 te voltooien zónder zonneparken op land en water, is het vergroten van het dakpotentieel. Wie enkel zon op dak accepteert, pleit in feite voor het bouwen van nieuwe megastallen, distributiecentra en andere saaie schoenendozen. Nieuwbouw op akkers dus. Om daar bovenop panelen te plaatsen.
Vast niet wat 127 Tweede Kamerleden voor ogen hadden met hun instemming op de motie Dik-Faber.
Oudere – afgaande op de voortdurende ophef inmiddels achterhaalde – update van 15 november 2019
Voortschrijdend inzicht! Milieuorganisaties Greenpeace, Milieudefensie, Natuurmonumenten en collega’s onderschrijven samen met HollandSolar de ‘Gedragscode zon op land’. Daarmee schaart de Nederlandse milieubeweging zich achter de opschaling van zonne-energie, ook op landbouwgrond en (waar het geen kwaad kan) in natuur. De gedragscode is met complimenten in ontvangst genomen door politici die zich eerder ook kritisch uitlieten over zonnepanelen op land. Top.
Imagecredit: Bol Fulfilmentcentrum Waalwijk
Chevron en BP investeren miljoenen in geothermie-startup Eavor
Opnieuw relevant: 17 februari 2021 | Oorspronkelijk gepubliceerd: 6 januari 2021
De Canadese startup Eavor heeft $40 mln opgehaald om zijn verdere groei te financieren. Olieconcerns BP en Chevron behoorden tot de grootste spelers die instapten in deze investeringsronde. De omvang van het aandeel dat BP, Chevron en overige investeerders voor $40 mln in Eavor hebben verworven heb ik niet kunnen vinden. Hieronder een interview met Hans Kol, country manager bij Eavor, dat ik 6 januari 2021 publiceerde.
Eavor schept nieuwe kansen voor aardwarmte, ook in Nederland
De Canadese startup Eavor produceert duurzame energie uit warmte in de diepe ondergrond. Hans Kol, country manager bij Eavor: “Wij maken aardwarmtewinning mogelijk op locaties die voor reguliere geothermieprojecten niet geschikt zijn.”
Altijd en overal beschikbaar
De aarde is sinds zijn ontstaan nog altijd aan het afkoelen. Dat, samen met radioactief verval, maakt dat dat verreweg het grootste deel van al het materiaal waaruit de planeet bestaat heter is dan 1.000 graden Celsius.
Aardwarmte is dus overal beschikbaar. Wat per locatie verschilt is hoe diep je voor bruikbare temperaturen moet boren. In onder meer IJsland, delen van de VS en Italië is de vulkanische activiteit relatief hoog en geldt de ondergrond al decennia als duurzame energiebron voor warmte- en elektriciteitsproductie. De vuistregel voor Nederland is dat de temperatuur elke 100 meter dieper de aardkorst in zo’n 3 graden Celsius oploopt. Op 3 kilometer diepte tref je hier een goed bruikbare 100 graden.
Ondanks de mondiale potentie is de rol van aardwarmte in de energietransitie nog vrij bescheiden. Dat hoopt de Canadese startup Eavor te veranderen. Hans Kol werkt voor Eavor Europe aan aardwarmteprojecten in onder meer Almere, Purmerend en Leiden: “In aanleg is ons concept nu nog zo’n 2,5 keer duurder dan conventionele projecten”, zegt Kol in een videogesprek. “Dat maken we binnen 15 jaar goed dankzij lagere operationele kosten. En projecten van Eavor gaan meer dan 30 jaar mee.”
Wat houdt de opmars van warmte en elektriciteit uit geothermie tegen?
Een ‘droge put’ is een dure misser
Om innovatie van Eavor te plaatsen helpt het om eerst de kennis over gangbare geothermieprojecten op te frissen. Een cruciale voorwaarde voor conventionele geothermieprojecten is een aquifer op de juiste diepte.
Elk project bestaat uit tenminste twee boorputten naar zo’n watervoerende grondlaag. In de productieput hangt een pomp die heet water uit de diepte aan de oppervlakte brengt voor elektriciteits- en/of warmteproductie. Het gebruikte en afgekoelde water wordt via een injectieput weer naar de oorspronkelijke diepte gepompt, waar het opnieuw opwarmt.
In Nederland is dankzij de winning van olie, aardgas en zout veel kennis van de diepe ondergrond beschikbaar. Ondanks gedegen vooronderzoek is echter pas na het boren van de eerste put zeker dat er op de beoogde diepte inderdaad ook water te verpompen valt. Bij aanboren van een beperkt doorlaatbare laag lopen de verliezen in de miljoenen. Een exploratierisico dat in Nederland overigens is afgedekt met een nette regeling.
Als een project eenmaal operationeel is zijn de risico’s voor de exploitant nog niet geweken. “Het verpompen van water door poreus gesteente vergt veel kracht”, zegt Kol. Vanwege corosieve zouten, gassen zoals CO2 en methaan en zware metalen die zijn opgelost in het formatiewater hebben de pompen het bovendien extra zwaar te verduren. “En als ie stuk gaat, staat alles stil”, zegt Kol. “Repareren van de pomp, die diep in de boorput hangt, is een kostbare operatie en kan zo 3 maanden duren.”
Voorspelbaar, betrouwbaar en regelbaar winnen van aardwarmte
Eavor, opgericht in 2017, neemt de genoemde onzekerheden bij aardwarmte vrijwel volledig weg. In aanvulling op de minimaal twee (verticale) putten die ook voor reguliere projecten nodig zijn boort de startup tussen productie- en injectieput een compleet (horizontaal) gangenstelsel. Bij elkaar opgeteld zijn de gangen in een Eavor-loop tot wel 50 kilometer lang. Daarmee is de waterdoorlaatbaarheid voor elk project een zekerheid.
De weerstand die het stromende water in het gesloten systeem ondervindt, is zelfs zo laag dat ook het risico op een defecte pomp vervalt. “Wij hebben alleen een pompje nodig om de bron op te starten”, zegt Kol. “Daarna gedraagt het systeem zich als een thermosifon. Het water circuleert door het verschil in dichtheid tussen koud en warm water vanzelf door het systeem.”
Het ontbreken van een kwetsbare pomp maakt het haalbaar om aardwarmte als regelbare energiebron te gebruiken. “Wij kunnen de stroomsnelheid verlagen met vrij simpele kleppen”, zegt Kol. “Dan lopen de temperatuur en de druk vanzelf op en ontstaat een buffer.” Met de tijdelijk opgeslagen aardwarmte kan Eavor in de ochtend bijvoorbeeld de piekvraag naar warm douchewater dekken of – in het geval van elektriciteitsproductie – flexibel bijspringen als de wind gaat liggen.
In de praktijk bewezen
Omdat ook Eavor aanvoelde dat dit alles samen mogelijk overkomt als te mooi om waar te zijn, boorde de startup met Canadese subsidies en eigen middelen een demonstratieproject in Alberta.
Deze Eavor-lite bestaat uit twee verticale putten van 2.400 meter diep, verbonden door twee horizontale gangen van elk 2.000 meter lang. “De test is in december 2019 opgestart door 12 uur lang koud water in de injectieput te pompen”, zegt Kol. “Sindsdien draait het project conform verwachting als thermosifon. Er is al twaalf maanden geen pomp meer nodig geweest.”
Ook de warmteproductie door het prototype voldoet bijna precies aan de verwachtingen. “De productie in Alberta is slechts 1,5% groter dan vooraf berekend”, zegt Kol. “Bij conventionele projecten zijn veel grotere afwijkingen gangbaar.”
Aardwarmte dankzij kennis en innovaties uit de olie- en gassector
Eavor heeft veel ervaring uit de fossiele sector aan boord. Hans Kol is daarop geen uitzondering. Voordat hij eind 2019 in dienst trad bij de startup was Kol operationeel directeur bij TAQA in Nederland, bekend van de aardgasopslag bij Bergermeer. Daarvoor was hij namens Amoco en BP betrokken bij de ontwikkeling en exploitatie van olie- en gasvelden.
Precies boren in bochten, maar géén fracking
Veel van de kennis over het thermisch gedrag van de diepe ondergrond is oorspronkelijk ontwikkeld ten bate van fossiele energieproductie. De precieze boor- en detectietechnieken die de gangenstelsels van Eavor mogelijk maken zijn geperfectioneerd tijdens de Amerikaanse schalierevolutie.
Vanwege de link met schaliegas benadrukt Kol dat Eavor geen gebruik maakt van fracking, een techniek waarbij onder hoge druk scheurtjes in het gesteente worden aangebracht om opgeslagen aardgas vrij te maken. De chemicaliën en de hoge drukken die nodig zijn dit proces worden geassocieerd met respectievelijk vervuiling van het grondwater en aardbevingen.
“Wij hebben juist baat bij een gesteente zonder scheurtjes en met weinig porositeit”, zegt Kol. “We gebruiken een speciale boorvloeistof om het gesteente geheel af te pluggen. De druk in ons gesloten systeem is gering en de temperatuurverandering heel geleidelijk. Dit maakt dat de kans op aardbevingen of lekkages nihil is. Kleiner nog dan bij reguliere aardwarmteprojecten. En omdat we werken met een vaste hoeveelheid vloeistof in een gesloten systeem merken we het bovendien direct als toch een lek optreedt.”
Volgende stap: Hergebruik van ‘mislukt’ aardwarmteproject bij München
Boren van een compleet ondergronds gangenstelsel blijft ondanks de kostenreducties in de fossiele sector flink duurder dan boren van alleen twee verticale putten. Eavor heeft zeker nog subsidies nodig om zijn concept verder te verfijnen en op te schalen. Mede daarom is Eavor in deze vroege fase al vertegenwoordigd in Europa.
Subsidie nodig voor opschaling
“Voor duurzame warmte zijn in Nederland goede regelingen beschikbaar”, zegt Kol. “En Duitsland stimuleert ook de innovatieve productie van duurzame elektriciteit nog altijd stevig.”
Een van de eerste full scale projecten realiseert Eavor in Geretsried, nabij München. Na twee tegenvallende proefboringen en een strop van €30 mln werd hier eerder een conventioneel aardwarmteproject gestaakt. “De boorputten hergebruiken is geen optie maar de vergunningen en subsidies, het onderzoek naar een warmtenet en de aansluiting op het elektriciteitsnet zijn hier al geregeld”, zegt Kol. “Hergebruik van onbenutte licenties als deze kan de groei van Eavor flink versnellen.”
Uitgaande van oplevering in 2022 mag Eavor in Geretsried tot 2042 elektriciteit leveren tegen een aantrekkelijk feed-in tariff van 23 eurocent per kilowattuur (23ct/kWh). Dat is 4 à 5 keer meer dan nieuwe wind- en zonneparken in Duitsland voor hun productie ontvangen. Uiteindelijk mikt Eavor op een concurrerende 5ct/kWh voor elektriciteit uit aardwarmte.
Van duurzame potentie naar een duurzame businesscase
In Nederland is elektriciteitsproductie nog niet aan de orde, hier kijkt Kol naar warmteprojecten in onder meer Leiden, Purmerend en Almere. “Dankzij de huidige SDE++ voor geothermie kunnen we nu al concurreren met aardgas en biomassa”, zegt Kol. “Bij tuinbouw op basis van 6000 vollasturen en voor de stadsverwarming op basis van 3500 vollasturen.”
Aanvulling in warmtetransitie
Samen met het Nederlandse Huisman Equipment werkt Eavor aan een nieuwe boorstelling met twee torens waarmee het mogelijk is om vanaf één locatie het gehele gangenstelsel te boren, inclusief de twee verticale putten.
Dankzij deze en andere verbeteringen verwacht Kol om al in 2023 met halvering van de huidige subsidie warmte te kunnen leveren. Dat zou nog prima op tijd zijn om een waardevolle bijdrage te leveren in de Nederlandse warmtetransitie.
Nederland zou op zijn beurt een springplank kunnen zijn voor wereldwijde toepassing van deze nieuwe vorm van geothermie. In potentie is en blijft aardwarmte tenslotte een ideale energiebron. Net zo alomtegenwoordig als wind- en zonnestroom, even regelbaar als biomassa en waterkracht en qua ruimtebeslag op maaiveld minstens zo ‘compact’ als kernenergie. Hopelijk kan Eavor inderdaad een doorbraak in de toepassing van geothermie forceren. Wordt ongetwijfeld vervolgd.
Imagecredit: Eavor.