Volvo koopt Zwitserse expertise in longrange elektrische trucks
Opnieuw relevant: 30 april 2021 | Oorspronkelijke gepubliceerd: 16 juni 2020
Volvo Group, bouwer van vrachtwagens, bussen en bouwmaterieel, heeft een meerderheidsaandeel (60%) genomen in het Zwitserse bedrijf Designwerk. Onder het label Futuricum bouwt Designwerk dieselvrachtwagens (meestal Volvo’s) om tot elektrisch aangedreven vrachtwagens, onder meer betontrucks en emissievrije vrachtwagens voor lange afstanden (zie bericht hieronder). Tot nu toe ging dat om prototypes en kleine series, samen met Volvo nemen de volumes waarschijnlijk toe. Hieronder het oorspronkelijke bericht over een e-truck voor pakketbezorger DPD.
Elektrische vrachtwagen met 760 km range en accu van 680 kWh
De Zwitserse tak van pakketvervoerder DPD zet een elektrisch aangedreven vrachtwagen in voor het bulktransport van pakketjes. De vrachtwagen, ontwikkeld door Designwerk AG, heeft een opvallend grote reikwijdte.
Elke dag 6 keer op en neer zonder te laden
DPD Schweiz zet de vrachtwagen nog dit jaar in tussen haar depot in Möhlin en het distributiecentrum bij Buchs. Een route van krap 60 kilometer, die de batterij-elektrische wagen op een volle accu 6 keer op en neer kan rijden.
Volgens DPD is de accu van 680 kilowattuur (kWh) bij ingebruikname eind dit jaar de grootste in een vrachtwagen in Europa. “Daarmee is de truck in vergelijk met waterstofvrachtwagens ook op langere trajecten zeer competitief”, zegt Adrian Melliger CEO van Designwerk. Zonder tussentijds bijladen kan de truck alle vrachtroutes van DPD in Zwitserland afleggen.
Hoeveel de accupakket weegt vermeldt het persbericht niet, ik gok 4 à 5 ton. Dat neemt een serieuze hap uit de maximale belading van een vrachtwagen. Pakketjes bevatten in de regel echter veel lucht dus in deze toepassing zal het accugewicht de inzetbaarheid vermoedelijk niet beperken. De pakketvervoerder zal jaarlijks minstens 80.000 kilometer met de truck rijden. Uitgaande van laden op Zwitserse atoomstroom of waterkracht en ten opzichte van een dieseltruck scheelt dat ruim 75 ton CO2 uitstoot per jaar.
Designwerk is ook betrokken bij de bouw van betontrucks op accu, eerder dit jaar aangekondigd door Liebherr.
Bron: DPD Schweiz, Designwerk AG / Imagecredit: DPD Schweiz
Verbeterde klimmende kraan voor windturbines getest in Groningen
Opnieuw relevant: 20 april 2021 | Oorspronkelijk gepubliceerd op: 15 juni 2016
De Nederlandse windturbinefabrikant Lagerwey presenteerde in 2016 een hijskraan voorwindturbines die de turbinemast zelf gebruikt als hijstoren. Het Duitse Enercon, dat Lagerwey in 2018 overnam, heeft de kraan doorontwikkeld. Hij tilt nu onderdelen tot 140 ton, voor turbines met een ashoogte tot 180 meter. De kraan biedt substantiële voordelen tijdens de installatie van windturbines, met name waar werkruimte beperkt is. Hierboven een video met beelden van een recente test in de Eemshaven. Hieronder eerdere berichten over de klimmende kraan.
Vuurproef climbing crane voor windturbines in Eemshaven
Windmolenproducent Lagerwey levert twee van zijn nieuwste generatie windturbines voor een windpark in Groningen. Een van de turbines installeert Lagerwey met zijn innovatieve climbing crane.
Hoogste windmolens van Nederland
Update 3 september 2017: De eerste van de twee nieuwe windturbines in de Eemshaven dient deze weken als klimpaal voor de innovatieve kraan van Lagerwey.
Verankerd aan de mast van deze operationele windturbine, sinds juni 2017 de hoogste van Nederland, test de windturbinebouwer de klim- en hijscapaciteiten van de climbing crane. De volgende test is het vanaf de grond opbouwen van een nieuwe windturbine inclusief modulaire mast, turbinehuis en wieken. Deze demonstratie volgt in oktober dit jaar.
Hieronder het oorspronkelijke bericht van 15 juni 2016:
Nederlandse paalklimmer doorbraak voor dijk-windparken
De Nederlandse windturbinebouwer Lagerwey heeft een hijskraan ontwikkeld die zich vastklampt aan de windturbine, die hij zelf in elkaar zet. Daarmee is de bouw van hoge windturbines ook op smalle bergtoppen of dijken mogelijk.
Goedkoper en sneller bouwen, met minder impact op omgeving
Lagerwey presenteert tijdens de Winddagen in Rotterdam een compacte klimmende hijskraan voor uitdagende windparklocaties. Als een spanrups schuift de innovatieve kraan mee over de mast van een windturbine, terwijl hij torensegmenten en de windmolenwieken omhoog hijst.
Moderne windturbines zijn elk jaar krachtiger, en daarmee ook zwaarder en hoger. De bouwmachines die nodig zijn om de enorme windmolens te bouwen groeien logischerwijs mee. “De hijskranen die zulke projecten aankunnen zijn schaars en duur”, zegt Henk Lagerweij, oprichter van Lagerwey Wind.
De windturbines zelf hebben echter al een robuuste mast en een stevige fundering. Dat bracht Lagerweij op het idee van de paalklimmende kraan. “Met deze kraan hebben we op de grond veel minder ruimte nodig. We rijden hem op drie vrachtwagens naar de bouwlocatie en bouwen hem in een halve dag op. Dat maakt werken met onze klimkraan veel goedkoper dan met de traditionele machines.”
Lees ook ons interview met Henk Lagerweij, over andere innovaties die windenergie goedkoper en aantrekkelijker maken.
Windenergie op complexe locaties
Lagerwey ziet voor zijn nieuwe kraan vooral grote kansen voor kleinere windparken. Op locaties waar maar ruimte is voor een of enkele windturbines drukken de kosten van het vervoer en de opbouw van de kranen extra zwaar op het budget.
Ook maakt de nieuwe hijsmethode de bouw van windmolens op krappe dijken of bergkammen mogelijk. Waar een conventionele hijsmachine 3.000 vierkante meter aan vrije ruimte op de grond nodig heeft, kan de klimkraan al aan de slag met 350 vierkante meter aan de basis van de windmolen. Lagerweij: “Bomen en struiken snoeien in de omgeving van de molen is zo ook veel minder nodig.”
De Lagerwey-kraan is ook inzetbaar voor onderhoud of vervanging van onderdelen aan de windmolens. De Nederlandse windmolenbouwer verwacht begin 2017 een prototype te testen.
Bron: Lagerwey / Imagecredit: Enercon/Lagerwey, via Youtube
Wat is knalgroen, oer-Hollands en kan de hele transitie financieren?
Justin Aikin, via Unsplash Public Domain
Opnieuw relevant: 12 maart 2021 | Oorspronkelijk gepubliceerd: 17 april 2019
Netbeheer-Nederland bericht dat vorig jaar 1.800 van de naar schatting 30.000 illegale wietkwekerijen opgerold zijn. Samen plegen wietkwekers jaarlijks voor ruwweg 1 miljard kilowattuur aan stroomdiefstal. Alleen al aan gestolen stroom kost het niet legaliseren van wietteelt Nederland € 200 mln per jaar, nog los van handhavingskosten en brandschade. Dit terwijl legaliseren van wietteelt miljarden aan belastinginkomsten oplevert. Miljarden die welkom zijn, zeker nu onder meer het CDA voorstelt de energietransitie uit algemene middelen te financieren. Dus, wie legt het CDA even uit dat wietboeren stiekem ook gewoon landbouwers zijn? Hieronder het oorspronkelijke bericht van 17 april 2019.
De gemoederen over de kosten van de klimaatakkoord lopen nogal op. Wat als we nu eens een nieuwe en toch vertrouwde inkomstenbron aanboren? En die dan deels aanwenden om de investeringen in de energietransitie mogelijk te maken?
Nederland wil graag vooroplopen
De Nederlandse politiek wil vooroplopen wat betreft klimaatbeleid. De Nederlandse politiek heeft bewezen voorop te kunnen lopen. Ik noem de homo-emancipatie, recht op abortus, en natuurlijk het vroege wietbeleid.
Nederland loopt zeker niet meer voorop qua wiet. Nederland loopt nog zeker niet voorop qua energie en klimaat. Maar Nederland loopt wel voorop qua tuinbouw. En toch gaat het ook met de tuinbouw naar verluidt niet optimaal. De tuinders zoeken een nieuw gewas waarmee zij zich op de internationale markt weer kunnen onderscheiden.
De wereld lachend 3x voorbijvliegen in één klap
Nederlandse tuinders vragen premier Rutte om toestemming om medicinale wiet te verbouwen. Dat zou de jaaropbrengst van de kwekerijen in het Westland kunnen vervijfvoudigen. Tot bijna € 40 mrd zeggen de tuinders tegen de NOS.
€ 4 tot 8 mrd per jaar moet kunnen toch?
Dat maakt zo’n € 32 mrd extra omzet per jaar, met één wetswijziging. Ervan uitgaande dat wiet kweken voor onze inventieve kwekers niet veel moeilijker is dan paprika’s kweken, levert de teelt welkome winsten op.
Winsten waar de staat wat van kan afromen. Met mijn wieteconomie van de koude grond gok ik dat € 4 tot 8 mrd per jaar moet kunnen. Twee tot vijf keer zoveel als de door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) geraamde kosten van het Klimaatakkoord. Laten we niet alleen onze telers helpen maar ook onze portemonnee, onze politie en onze netbeheerders.
En het klimaat natuurlijk. Legaliseer de wietteelt. Voor een lachend betaalbare energietransitie! 🙂
Imagecredit: Justin Aikin, via Unsplash Public Domain
Laten we onze industriepolitiek nog 15 jaar domineren door Polen?
Het Europese Safety Incident Trading System (SITS*) is de hoeksteen van het Europese bedrijfsveiligheidsbeleid. Mede dankzij het SITS is het aantal bedrijfsongevallen in de Europese industrie, energiesector en luchtvaart al met ruim 25% afgenomen.
Een gezamenlijk Europees doel
Het SITS zet sinds 2005 een bovengrens op het aantal ongevallen dat binnen de Europese energiesector en industrie jaarlijks mag plaatsvinden. Sinds 2012 is ook de intra-Europese luchtvaart gebonden aan het SITS.
De EU stelt binnen het SITS elk jaar een afnemend aantal rechten op bedrijfsongevallen beschikbaar. In 2050 worden de laatste incidentrechten geveild. Daarna zijn bedrijfsongevallen voor de Europese industrie, de interne luchtvaart en de energiesector niet meer mogelijk. Tot die tijd bepaalt de onzichtbare hand van de markt bij welke kolencentrale, staalfabriek of vliegmaatschappij het op dat moment economisch het meest wenselijk is om nog bedrijfsongevallen toe te staan.
Vooralsnog heeft Europa de onzichtbare hand van de markt wel een beetje in toom gehouden. Producenten van staal, cement, kerosine en andere producten die op de wereldmarkt verhandeld worden krijgen van de lidstaten jaarlijks het grootste deel van hun incidentrechten cadeau. Dit voorkomt dat staalfabrikanten en raffinaderijen de concurrentiestrijd verliezen met fabrieken gevestigd in landen met een minder streng veiligheidsbeleid.
De afgelopen 15 jaar heeft het SITS het veiligheidsbewustzijn in de industrie, luchtvaart en energiesector duidelijk vergroot. Veiligheidshelmen, achteruitrijsignalen en ander laaghangend fruit zijn nu in bijna alle bedrijven verplicht. Ook veiligheidscursussen, oefeningen, naleving en handhaving zijn professioneler geworden sinds invoering van het SITS.
Als je bij een staalfabriek of gascentrale mensen zonder een hand aan de leuning de trap op ziet lopen, zijn dat vrijwel altijd bezoekers. Eigen personeel weet wel beter. Direct bij de ingang worden zij via grote borden dagelijks geattendeerd op het aantal dagen sinds het laatst gemelde incident. Een goeie reminder om ook deze werkdag weer extra op te letten.
‘Het SITS-waterbed verzekert nu eenmaal een vaste hoeveelheid ellende’
Achteraf bezien stond de EU binnen het SITS jarenlang onnodig veel letsel toe. Na de kredietcrisis 2008 zakte de vraag naar energie en industriële producten in en overspoelde het handelssysteem met ongebruikte incidentrechten. Het duurde tot 2017 voor de marktprijs van deze rechten eindelijk weer aantrok. Inmiddels is het in kolencentrales weer echt lucratief om jaarlijks duizenden noodlottige ongevallen te voorkomen. In de meeste industriële bedrijven en sowieso in de luchtvaart is dergelijk laaghangend fruit echter wel geplukt. Hier is een veel hogere prijs nodig om het grote leed dat resteert te beperken.
Hoewel het SITS jarenlang geen enkele prikkel bood om veiliger te werken, gold het veiligheidsincidentenhandelssysteem wel regelmatig als argument om ander veiligheidsbeleid niet in te voeren. De – op zich terechte – redenatie was daarbij steeds dat aanvullend nationaal veiligheidsbeleid de ellende alleen maar zou verplaatsen naar buiten de landsgrenzen.
Een gebroken teen is een gebroken teen
Als Nederlandse energiecentrales of baksteenfabrieken veiliger zouden werken dan zou dat bijvoorbeeld Poolse kolencentrales of Italiaanse staalfabrieken juist toestaan om veiligheidsmaatregelen af te zwakken.
Aanvullend Nederlands veiligheidsbeleid zou bovendien het vestigingsklimaat voor bedrijven in Nederland verslechteren, terwijl het aantal afgehakte vingerkootjes, stoflongen en verbrijzelde tenen in Europa er niets door zou dalen. Zo bezien had extra veiligheidsbeleid in Nederland alleen maar nadelen. De ongetwijfeld goedbedoelde grens aan het totaal aan incidenten en ongevallen in Europa was in de praktijk verworden tot een waterbed met behoud van ellende. Elke extra investering in meer veiligheid in het ene land lekte automatisch weg over de grens en veroorzaakte juist extra letsel in andere EU-lidstaten.
Ondanks deze tragische dynamiek bleef het vertrouwen in het SITS onverminderd groot. In Nederland werd het bestaan van het EU-plafond op letsel op zeker moment zelfs aangevoerd om 3 nieuwe kolencentrales te bouwen, die hooguit iets veiliger waren dan bestaande kolencentrales in binnen- en buitenland. De sluiting van bijzonder veilige kerncentrales in Duitsland en België werd ook goed gepraat via het SITS. De sluiting zou binnen de EU tenslotte geen netto veiligheidseffect hebben.
Meer ongevallen in Nederlandse steenkoolcentrales, Duitse bruinkoolcentrales of Belgische gascentrales is weliswaar niet goed voor nationale statistieken maar elders leidt de toename in Nederlandse, Duitse en Belgische bedrijfsongevallen juist tot extra veiligheid. Zo bezien is het veroorzaken van extra ongevallen in eigen land bijna een vorm van barmhartigheid.
*Het Europese Safety Incident Trading System bestaat niet
Gelukkig lopen Nederlandse politici, vakbonden en individuele werknemers niet het risico elders in Europa letsel te veroorzaken als zij in eigen land pleiten voor strengere Arbowetgeving of effectiever bedrijfsveiligheidsbeleid. Gelukkig lopen bestuurders, handhavers, artsen en verplegers niet het risico Spanjaarden of Zweden indirect schade te berokkenen als zij in Nederland incidenten voorkomen of blijvend letsel beperken. Het Safety Incident Trading System is een verzinsel.
Niet idioot maar ook zeker niet ideaal
Wel kent Europa een Emissions Trading System (ETS). Binnen dit emissiehandelssysteem verdelen de Europese industrie, luchtvaart en energiesector een afnemend aantal rechten om CO2 uit te mogen stoten.
Net zoals een gebroken teen overal in de EU een gebroken teen is, is een ton CO2-uitstoot waar dan ook in de EU een ton CO2 extra in de atmosfeer. Wanneer je als overheid wenst dat bedrijven iets niet doen dan is rechten verdelen onder diezelfde bedrijven om datgene wat je wil voorkomen juist wel te doen een wonderlijke omweg. Hoe wonderlijk ook, handel in schaarse rechten op dat wat je wil voorkomen kan noodzakelijk zijn omdat directer en effectiever beleid politiek of maatschappelijk (nog) niet haalbaar is. Je creëert echter onherroepelijk de hierboven beschreven waterbeddynamiek.
Er kan in de politiek zoveel meer
De politieke gereedschapskist bevat meer dan emissiehandel
Het is mooi dat landen binnen Europa besloten hebben om samen te werken aan klimaatbeleid. Klimaatverandering overstijgt nationale belangen. In de strijd tegen CO2-uitstoot beschikken beleidsmakers gelukkig over vele instrumenten:
- Ontwikkelen. CO2-reductie heeft het grootste deel van onze geschiedenis niet op de agenda gestaan. Technologie en gedrag zijn geoptimaliseerd op maximaal welzijn tegen de laagste kosten. De nieuwe insteek is maximaal welzijn tegen de laagste CO2-uitstoot en dán de laagste kosten. Universiteiten en onderzoeksinstituten moeten aan de bak met R&D om alles dat van belang is en blijft in het leven te optimaliseren op dit nieuwe doel. Overheden moeten sturen op fundamenteel en toegepast onderzoek in lijn met dit nieuwe doel;
- Faciliteren. We stellen nieuwe eisen en vragen aan bestaande industrie, luchtvaart en energieproductie. Evenzo aan burgers, forensen en huiseigenaren. Daar horen nieuwe voorwaarden, nieuwe infrastructuur en nieuwe wet- en regelgeving bij. Bedrijven moeten processen die nog op kolen en gas draaien over kunnen schakelen op elektriciteit of waterstof. Bedrijven moeten vergunningen verkrijgen op nieuwe installaties en sloop van wat nieuwe installaties in de weg staat. Overheden moeten het de markt mogelijk en liefst makkelijk maken om nieuwe doelen te halen;
- Verbieden. Het effectiefste en meest botte instrument om CO2-uitstoot te in te perken is een verbod en strikte handhaving daarop. Een verbod op de uitstoot zelf is (nog) niet reëel, inlossen van teveel eerste levensbehoeften gaat nog gepaard met CO2-uitstoot. Gerichte verboden zijn wel haalbaar, mits tijdig afgekondigd. Gloeilampen zijn bijvoorbeeld verboden zonder dat verlichting ooit schaars werd. Gebruik van extreme fluor-broeikasgassen in koelkasten en airco’s is na 2025 verboden. Het gebruik van steenkool voor elektriciteitsproductie is in Nederland vanaf 2030 verboden;
- Ontmoedigen. Heffingen en accijnzen ontmoedigen ongewenst gedrag. Belastingen op fossiele brandstoffen en energiegebruik in het algemeen zijn wereldwijd gangbaar, al lopen de tarieven uiteen. Onder meer Noorwegen en Nederland heffen specifiek belasting op industriële CO2-uitstoot. Een belasting is een wendbaar instrument; Als een doel nog niet bereikt wordt, verhoog je het tarief. Natuurlijk zijn daaraan wel grenzen; Een belasting die eerste levensbehoeften onbetaalbaar maakt, is even onwenselijk als een verbod op eerste levensbehoeften;
- Stimuleren. Subsidies en fiscale kortingen zijn de tegenpool van belastingen, ze bemoedigen gewenst gedrag. Vrijwel alle EU-lidstaten stimuleren hernieuwbare energie, elektrisch rijden en energiebesparing met subsidies en/of belastingaftrek. In Nederland komt ook CO2-reductie in de industrie inmiddels in aanmerking voor specifieke subsidie. Ook stimulering is wendbaar, al biedt ook de hoogste subsidie geen garanties;
- Verplichten. Verplichtingen zijn de tegenpool van verboden. In de basis even bot en even effectief. Europa kent verplichtingen om stofzuigers zuiniger te maken en de uitstoot van personenauto’s te verlagen en Europa verplicht individuele lidstaten een minimumaandeel hernieuwbare energie op te wekken;
- Cap and trade. Emissiehandel staat ook bekend als cap and trade. Het instellen van een uitstootplafond en het uitdelen/veilen van emissierechten voor hele sectoren leidt tot concurrentie op CO2-intensiteit, in het geval van het Europese ETS zelfs over 3 sectoren. Voordeel is dat de maximale uitstoot voor alle betrokken sectoren samen vastligt, nadeel is dat eenvoudige (en dus goedkope) opties voor CO2-reductie voorkomen dat een prikkel ontstaat om aan complexere (en dus dure) CO2-reductie te beginnen;
Verwacht geen wonderen als alleen emissiehandel politiek haalbaar is
Er is geen doorslaggevende reden om in de strijd tegen klimaatverandering specifiek voor één van de bovengenoemde instrumenten te kiezen. Mits goed afgesteld zijn alle instrumenten complementair inzetbaar. Dat de Europese Unie inzake de industrie en luchtvaart alle ballen op emissiehandel gooit is niet uit luxe. In Europa is in de jaren ’90 gewerkt aan een directe belasting op CO2-uitstoot voor de industrie en energiesector. Het bleek een brug te ver.
CO2-reductie stilgevallen
Zeker destijds was de industrie een belangrijke werkgever in vrijwel alle Europese lidstaten. De invloed van de maakindustrie op de politiek was helaas te sterk om een CO2-heffing ingevoerd te krijgen.
Figuur 1 (Bron: CBS)
Het ETS was als politiek compromis wel haalbaar, al hadden dezelfde tegenkrachten ook daar hun invloed; Ruimhartig verstrekte gratis emissierechten houden de industrie goeddeels buiten schot. Dat is liefst 15 (!) jaar later nog steeds het geval.
Natuurlijk moet je in de politiek altijd pragmatisch zijn. Vaak ook geduldig. Het ETS is voor de optimist tenminste het begin van klimaatbeleid. Die optimist zit er echter naast. Soms is géén compromis beter dan het hoogst haalbare compromis.
Als het ETS ergens het begin van aankondigde dan is dat het begin van een lange pauze van de CO2-reductie in de Nederlandse industrie. Sinds 1990 daalde de uitstoot in de industrie 20 jaar lang gestaag met in totaal zo’n 30 megaton (35%, zie figuur 1). Sinds 2009 is deze trend voorbij. Terwijl het belang van klimaatbeleid steeds duidelijker werd de afgelopen jaren, is de industriële uitstoot in Nederland tussen 2009 en 2019 slechts 0,3 megaton (0,5%) gedaald.
Je kunt nog 20 keer trots vertellen dat de Nederlandse industrie de meest efficiënte industrie van de wereld is; géén CO2-reductie in de afgelopen 10 jaar is niet acceptabel. Je kunt nog 40 keer pochen dat de productie toenam terwijl de CO2-uitstoot stabiel bleef; géén CO2-reductie in de afgelopen 10 jaar blijft onacceptabel.
Als klimaatbeleid dreigt, trek dan een blik Poolse kolencentrales open
Elke keer dat klimaatbeleid met tanden dreigde voor de Nederlandse industrie, duwden CEO’s, vakbonden en politici de Poolse kolencentrales het toneel op. Strenger klimaatbeleid, bijvoorbeeld een extra CO2-heffing voor Nederlandse staalfabrieken en raffinaderijen maakt dat emissierechten vrijvallen. Als je baksteenfabrieken of aluminiumsmelters subsidie verleent om CO2-uitstoot te beperken dan vallen nog meer emissierechten vrij. Als emissierechten vrijvallen, stijgt het aanbod en daalt dus de prijs van deze rechten. Als de prijs van CO2-rechten daalt, is produceren van elektriciteit in oude kolencentrales rendabeler.
Het waterbed is geen natuurwet
De CO2-uitstoot die bij Tata in IJmuiden met pijn, moeite, subsidie en/of banenverlies bespaard zou zijn, was in een Poolse kolencentrale alsnog de lucht ingevlogen. Het klopt helemaal. Dat is het waterbed van ellende.
Gelukkig is het waterbedeffect geen natuurwet. Het is beleid. Beleid kun je bijsturen. Om in de context van het ETS op nationaal niveau de CO2-reductie te versnellen zonder banenverlies en zonder dat Poolse kolencentrales meer CO2 uitpuffen, moet je drie dingen doen om het speelveld gelijk te houden; Een CO2-heffing invoeren als prikkel om sneller te verduurzamen, een subsidie invoeren om die verduurzaming te betalen én de vrijkomende emissierechten opkopen en annuleren.
Natuurlijk is het niet fraai om én een extra belasting te heffen én te subsidiëren én rechten op te kopen om het effect van het Europese klimaatbeleid te neutraliseren. Het alternatief is echter 10 jaar pauze in de CO2-reductie in eigen land. Die pauze lijkt goed voor onze industrie maar het zal desastreus blijken als het uitstootplafond onder ETS straks verder daalt.
Ook deze verkiezingen dreigen we onze industrie tekort te doen. Nederland lijkt Poolse kolencentrales net als de afgelopen 15 jaar nog steeds als doorslaggevend te accepteren in elke discussie over industriepolitiek. Pijnlijk. Het waterbedeffect is niet irrelevant, maar zou het begin van een goed gesprek moeten zijn. Niet de conclusie.
CO2 is CO2, maar het maakt wel uit waar je CO2-uitstoot bespaart
Dat elke megaton CO2 in Europa uitgestoten dezelfde impact heeft op het wereldklimaat is waar maar ook een drogreden. Het maakt wel degelijk uit of je een megaton CO2-uitstoot voorkomt in een kolencentrale of in een staalfabriek. Een megaton CO2 minder bij een staalfabriek is veel complexer, veel duurder en dus veel meer waard.
Kolencentrales zijn ons kleinste probleem
Een megaton CO2 in een Poolse kolencentrale voorkomen is supermakkelijk en supergoedkoop. Dat konden we in 1990 al lang, in 2005 nog beter en vandaag helemaal zonder enige pijn en moeite.
Elektriciteit uit kolencentrales kunnen we al 70 jaar betaalbaar vervangen door elektriciteit uit gascentrales, al 50 jaar door elektriciteit uit kerncentrales, al 30 jaar met CO2-opslag en al 10 jaar betaalbaar met wind- en zonneparken. Het was en is haalbaar om CO2 uit kolencentrales te vermijden met het botste instrument; een verbod. Dat Nederland dat in 2030 doet is mooi maar rijkelijk laat en pijnlijk solistisch. Als de Europese Unie serieus had doorgepakt bij de gesprekken in de vroege jaren ’90 over Europees klimaatbeleid dan was elektriciteitsproductie met bruin- en steenkool in 2005 verboden geweest.
Een verbod op kolenverbruik in de staalproductie was in 2005 nog niet haalbaar en is dat ook vandaag nog niet. We hebben staal nodig om windturbines, hoogspanningsmasten en elektrolysers te bouwen en de enige betaalbare optie om ijzererts tot staal om te vormen is 15 jaar na invoering van het ETS nog steeds het oeroude hoogovenproces. Nederland en heel Europa hadden 15 jaar kunnen investeren in revolutie in de staalproductie maar Nederland en Europa waren 15 jaar te bang voor het effect dat effectief klimaatbeleid zou hebben op Poolse kolencentrales. Een effect dat is gecreëerd door de EU zelf.
Eenmaal ingevoerd gaf het waterbed van ellende altijd hoop op betere tijden, altijd hoop op de markt die alles op zou lossen. Nu zijn we 15 jaar verder en is die hoop er nog steeds. Jazeker heeft het ETS inmiddels belangrijke ontwikkelingen en aanscherpingen doorgemaakt, maar de Poolse kolencentrales dingen nog altijd mee om de emissierechten. Het argument dat welk effectieve klimaatbeleid voor de energiesector, industrie en luchtvaart dan ook kan resulteren in extra CO2-uitstoot in Poolse kolencentrales is nog altijd van kracht. Nog altijd valide. Nog altijd tragisch. Nog altijd stupide.
Niets liever dan een Europese aanpak, maar dan nu ook echt aanpakken
Ook deze verkiezingscampagne pleiten partijen voor de Europese aanpak voor industrieel klimaatbeleid. Daarmee bedoelen ze; laat de markt zijn werk doen, laat het ETS op zijn beloop. Dat is geen aanpak. Dat is net als de afgelopen 15 jaar vooral hopen dat complexe problemen zich vanzelf oplossen. Klimaatbeleid is te belangrijk om op één instrument te vertrouwen.
Benut de hele gereedschapskist
Pleiten voor een sterker Europees emissiehandelssysteem als onderdeel van de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen is als een ezel die zich op de verkeerde plek en op het verkeerde moment stoot aan dezelfde steen.
Natuurlijk is een Europese aanpak voor klimaatbeleid belangrijk. Klimaatbeleid alleen in Nederland is geen klimaatbeleid. Maar er is Europees klimaatbeleid, en er wordt gewerkt aan beter Europees klimaatbeleid. Vergeet tijdens de Nederlandse verkiezingen even het ETS. Met de Poolse kolencentrales komt het echt goed. Schets de kiezer een overtuigend pad hoe we de sterke Nederlandse industrie die is geoptimaliseerd voor een economie zonder klimaatverandering zo snel mogelijk ombouwen naar een industrie die kan overleven met uiteindelijk netto nul CO2-uitstoot.
Vergeet de Poolse kolencentrales. Laat zien dat het je wat uitmaakt dat Nederlandse bedrijven voortbestaan. Toon dat je het belangrijk vindt dat Nederland bijdraagt aan juist de moeilijkste stappen in de mondiale energietransitie. Vertel wat je wel aanpakt met belastingen, verplicht borden met de CO2-uitstoot van gisteren bij de ingang van elke fabriek, zet uiteen waar een subsidie nodig is, maak duidelijk op welke faciliteiten welk bedrijf op welk moment mag en moet vertrouwen, beloof desnoods dat je ETS-rechten gaat opkopen om niet elders CO2-uitstoot te veroorzaken.
Besef dat het ETS-waterbed geen natuurwet is. Het is allerminst zeker dat het ETS tot 2050 standhoudt. Ooit klinkt handel in het recht om CO2 uit te stoten misschien net zo maf als handel in het recht op het veroorzaken van letsel. Bedrijf politiek alsof het nu al zover is. Neem klimaatbeleid serieus. Benut de hele politieke gereedschapskist. Hij is er niet voor niets.
Imagecredit: Eigen foto.