Wie woonlastenneutraal garandeert, oogst een VT-Wonensubsidie
Nastuh Abootalebi, via Unsplash Public Domain
De CO2-uitstoot in Nederland moet zo snel mogelijk naar netto nul. Ook in de gebouwde omgeving. Een brede Kamermeerderheid van 92 zetels wil garanderen dat dit voor alle huishoudens woonlastenneutraal gebeurt.
Woonlastenneutraal is en blijft een verstandig streven
De renovatie van elk tochtig huis met enkel een ketel op aardgas tot een gezond geïsoleerd huis dat aardgasvrij (of aardgasvrij-ready) is, kost geld. Na de renovatie zal het energieverbruik in hetzelfde pand als het goed is aanmerkelijk lager liggen. De energierekening dus ook.
In een aantal gevallen is de energierekening zoveel lager dat de maandelijkse extra kosten gerelateerd aan de financiering van de duurzame renovatie precies zo groot zijn als de financiële besparing op de energierekening. De verduurzaming is in dat geval woonlastenneutraal uitgevoerd. Zonder dat bewoners extra geld kwijt zijn, leven ze een aantal labelstappen duurzamer.
Het hierboven beschreven scenario was in het klimaatakkoord opgenomen als streven. Precies woonlastenneutraal zal vrijwel nergens lukken maar het is altijd een verstandig richtsnoer. De intentie om de kosten voor een renovatie in balans te houden met de besparing op de betreffende energierekening, dwingt om sober en doelmatig te investeren in CO2-reductie. Belangrijk, het gaat tenslotte om bijna 8 miljoen woningen. Woonlastenneutraliteit is een mooi streven, kortom.
Aangenomen Motie Beckerman garandeert woonlastenneutraliteit
Aangespoord door afkalvend draagvlak voor aardgasvrij en opgehitst door berichten dat de eerste duurzame renovaties in proefwijken aardig in de papieren lopen, voelde de Nederlandse politiek zich meer en meer geroepen bewoners gerust te stellen. Met de verkiezingen al aan de horizon plaatste Sandra Beckerman (SP) in oktober 2020 een tactische motie. Ze wilde het streven naar woonlastenneutraliteit omvormen tot een garantie op woonlastenneutraliteit bij verduurzaming.
SP vindt steun bij o.a. VVD, FvD en CDA
Liefst 11 van de op dat moment 16 fracties in de Tweede Kamer stemden voor. Alleen de PVV, D66, GroenLinks, PvdD en Van Kooten-Arissen zagen de door Beckerman geformuleerde garantie niet zitten.
Als de met 92 stemmen aangenomen motie de komende 30 jaar wordt uitgevoerd dan is elke Nederlander verzekerd van een verduurzaming die hem als bewoner effectief niets kost. Elke bewoner van een huis is echter ook belastingbetaler en betaalt zo alsnog de verduurzaming, mogelijk aanmerkelijk meer dan als de woonlastenneutraliteit een streven was gebleven. Dat legt nogal een hypotheek op de haalbaarheid en betaalbaarheid van het Nederlandse klimaatakkoord.
Of de garantie het draagvlak voor verduurzaming vergroot is daarbij nog maar de vraag.
Wat telt als woonlasten, en over welke periode geldt de garantie?
Tot de woonlasten behoren huur, hypotheek, energie, belastingen, verzekeringen en onderhouds- en servicekosten. Woonlastenneutraal betekent dat de som van de woonlasten voor de renovatie gelijk is aan de som na de renovatie. Wat betekent dat bijvoorbeeld voor huiseigenaren die een verduurzaming uit spaargeld financieren? Welke terugverdientijd hanteert de overheid in dat geval bij de garantie op woonlastenneutraliteit?
En welk deel van een renovatie telt als verduurzaming? Wat telt als regulier onderhoud, voor rekening van de bewoner? En nemen we de woonlasten bij de huidige prijzen van aardgas als referentie of bij de verwachte kosten voor aardgas in 2035? Woonlastenneutraliteit lijkt een helder begrip maar het is al snel aan interpretatie onderhevig. Zo lang het om een streven gaat is die interpretatie een zaak van de bewoner. Met de garantie op woonlastenneutraliteit is het een zaak van de overheid.
De overheid zal een verschil tussen investering en besparing op energiekosten moeten subsidiëren. Om doelmatig en rechtvaardig te kunnen subsidiëren, moet de overheid voor elke investering bepalen of deze subsidiabel is én in de jaren daarna volgen wat het effect op de woonlasten is geweest. De garantie op woonlastenneutraliteit staat garant voor theater.
Gegarandeerd 30 jaar lang een heerlijke chaos
In de proefwijken is net geleerd dat aardgasvrij in elke woning maatwerk vergt. Een groot aantal partijen pleit er deze verkiezingscampagne bovendien voor om de wijkaanpak alweer los te laten. Bewoners moeten volgens die partijen de vrijheid houden zelf te bepalen in hoeveel stappen en op welk moment zij hun woning verduurzamen.
Laten we aannemen dat eigenaren van 8 miljoen woningen gemiddeld in 3 stappen afscheid nemen van aardgas. Voor 2030 de meest lucratieve isolatie, voor 2040 een hybride warmtepomp en vloerverwarming en tot slot voor 2050 definitief afscheid van aardgas ten gunste van een volledige warmtepomp, een waterstofketel of toch een warmtenet.
Bonnetjes, bonnetjes, bonnetjes
Laten we aannemen dat deze huiseigenaren per stap gemiddeld 3 facturen declareren bij een subsidieaanvraag in het kader van de garantie op woonlastenneutraliteit.
Dat zijn dan 72 miljoen facturen in totaal de komende 30 jaar. Tot 2050 dagelijks ruim 6.500 facturen op basis waarvan een ambtenaar moet bepalen of de staat voor de kosten moet opdraaien. Stel dat je 1.000 gespecialiseerde ambtenaren à €100.000 per jaar nodig hebt om dagelijks 6.500 facturen te beoordelen: € 3 mrd extra kosten tot 2050.
Wanneer de eerste spijt van de garantie op woonlastenneutraliteit?
Tussen de facturen zullen brave declaraties en heldere afwijzingen zitten; iemands oom Henk zal proberen zijn man-cave te verwarmen net een 120 inch flatscreen als IR-paneel. Veel lastiger zijn de twijfelgevallen; als de buurman zijn keuken uit 1997 sloopt om een voorzetwand te plaatsen, komt de nieuwe keuken dan in aanmerking voor subsidie? Voor welk deel?
Zo is aardgasvrij pas echt duur
Als de buurvrouw een ongeïsoleerd dak vervangt voor een modern geïsoleerde dakkapel, welk deel van de investering is dan voor eigen rekening en welk deel voor kosten van de staat?
Stel dat je je enkelglas laat zitten en gevoerde verduisterende gordijnen opvoert als isolatiemaatregel? Wat als je ‘s winters graag dobbert in je buitenzwembad en je vervangt de gasketel door een elektrodeboiler? Wat als een knappe bril op een witte prins een tochtig grachtenpand met subsidie omkat tot 23 all-electric studio’s volgens de laatste VT-wonentrends?
Stel dat het, zoals door het Economisch Instituut voor de bouw voorgerekend, inderdaad gemiddeld € 40.000 kost om een woning duurzaam aardgasvrij te maken. Stel dat je de helft daarvan zeker terugverdient en de andere helft misschien?
Stel dat iedereen die zijn woning duurzaam laat renoveren zich zelf daar voor een beetje beloond en gemiddeld slechts een half procent naar zich toerekent: €16 mrd onterecht gegunde subsidie. Stel dat alle aannemers en leveranciers die deze grote taak tot 2050 uitvoeren in het kader van de woonlastenneutrale subsidie de vrijheid nemen om de marge met gemiddeld slechts 2% te verhogen: €64 mrd extra onterecht gegunde subsidie.
De ophef over de ongelukkige bijtellingsregeling – die verwerd tot een financiering van €6 mrd voor sjoemeldiesels met een fopaccu – kan wel eens verbleken bij ophef die over een jaar of zes oplaait naar aanleiding van de garantie op een woonlastenneutrale verbouwing voor iedereen. Maar moeten we daar nu net voor de verkiezingen al een punt van maken?
Imagecredit: Nastuh Abootalebi, via Unsplash Public Domain
‘Duitse subsidie op aardgas’ vooral bij Nederlanders bekend?
Roman Kraft, via Unsplash Public Domain
Als een debat over het aardgasvrij maken van woningen maar lang genoeg duurt, trekt een van de deelnemers geheid een keer een vergelijking met onze oosterburen. Duitsland subsidieert tenslotte juist ketels op aardgas, toch?
Favoriete gekke henkie drogreden
Verwarmingsketels op fossiele energie stoten CO2 uit en dragen bij aan klimaatverandering. Dat geldt voor ketels in Roermond en dat geldt voor ketels in Keulen. Dat geldt voor alle ketels op aardgas, olie en kolen.
In allerhande klimaatverdragen en -akkoorden is beklonken dat zowel Nederland als Duitsland de CO2-uitstoot steil moeten terugdringen, tot netto nul tegen 2050. Dat betekent dat ook de uitstoot gerelateerd aan het verwarmen van Nederlandse en Duitse woningen steil omlaag moet. In beide landen is een warmtetransitie nodig, die aanvangt in het hier en nu.
- De aanvangssituatie in Duitsland. Grofweg de helft van de Duitse huishoudens stookt aardgas. Zo’n 14% van de Duitse huishoudens is verbonden aan een warmtenet, 5% verwarmt elektrisch. Daarnaast stookt een kwart van Duitsland op brandolie en zitten er in de restgroep nog huishoudens op propaan en zelfs op steenkool. Van de huishoudens die stoken op aardgas of brandolie maakt een groot aandeel gebruik van verouderde techniek met een laag rendement;
- De aanvangssituatie in Nederland. In Nederland stookt zo’n 90% van de huishoudens de woning warm met ketels op aardgas. De rest van de woningen is gekoppeld aan een warmtenet of maakt gebruik van een warmtepomp. Een groot deel van de Nederlandse woningvoorraad heeft de overstap naar een hoogrendementsketel (HR-ketel) al jaren geleden gemaakt.
Twee klimaatdoelen voor dezelfde gebouwde omgeving
Het einddoel voor woningen in zowel Duitsland als Nederland is hetzelfde; tegen 2050 netto nul CO2-uitstoot. Daarnaast geldt voor zowel Duitsland als Nederland een tweede doel; de uitstoot in de gebouwde omgeving moet tot aan 2050 gestaag dalen. Zoals hierboven geschetst verschilt de aanvangssituatie. Dat leidt logischerwijs tot verschillen in klimaatbeleid.
Gekke henkie loopt hier mooi voor
Voor politici en opiniemakelaars die goedkoop willen scoren in verkiezingstijd is het heerlijk om deze verschillen uit de context te trekken en te misbruiken om een karikatuur van het Nederlandse aardgasbeleid te maken.
Voor het overgrote deel ligt beleid om CO2-uitstoot op de korte termijn te beperken in het verlengde van beleid om de uitstoot tegen 2050 op nul te krijgen. Verbeteren van isolatie, kierdichting en ventilatie helpen direct om het energieverbruik te beperken én vereenvoudigen de uiteindelijke stap naar een warmtebron zonder CO2-uitstoot.
Deze vlieger gaat helaas niet altijd op. Overstappen van een ketel op kolen of brandolie naar een ketel op aardgas levert direct een grote CO2-reductie. Ook vervangen van een ketel met een laag rendement voor een HR-ketel draagt sterk bij aan het beperken van de CO2-uitstoot. In beide laatste gevallen is echter op later moment alsnog een investering in een niet-fossiele warmtebron noodzakelijk. Hier komt het verschil in aanvangstsituatie tussen Nederland en Duitsland tot uiting:
- Het Duitse dilemma. Voor zeker een kwart van de Duitse woningen is op korte termijn veel winst te behalen door een laagrendements ketel op olie te vervangen door een HR-ketel op aardgas. Daarom subsidieert Duitsland (onder voorwaarden) de overstap naar HR-ketels op aardgas. Dat dat de Duitse transitie naar netto nul uitstoot in de gebouwde omgeving mogelijk lastiger maakt, neemt de Duitse overheid voor nu op de koop toe;
- De Nederlandse voorsprong. Voor Nederland speelt dit dilemma gelukkig niet. Nederlanders met een ketel stoken bijna allemaal al de schoonste fossiele brandstof (aardgas) en maken gebruik van de meest efficiënte techniek (HR-ketels). De Nederlandse overheid heeft de overstap van kolen- en olieketels naar aardgas al in grootmoeders tijd gestimuleerd en subsidieerde daarna de installatie van HR-ketels jarenlang stevig.
Dankzij jarenlange stimulering van aardgas hoeft Nederland aardgas vandaag niet meer te stimuleren. De tussenstap die Duitsland nog besloot te bevorderen, heeft Nederland al lang genomen. Nederland loopt op dit aspect duidelijk voor op Duitsland. Voor Nederland is beleid om aardgas uit te faseren daarmee juist de enige logische vervolgstap.
Duitsland gelukkig ook geen verrückter Henkie
Toekomstbestendige voorwaarden
Hoe graag populistische politici en opiniemakelaars het ook roepen, Nederland is zeker geen gekke Henkie omdat Nederland aardgasketels uitfaseert terwijl Duitsland ze subsidieert.
Het omgekeerde is gelukkig ook niet waar. Duitsland strooit niet lukraak met subsidies om er maar zoveel mogelijk aardgas doorheen te jagen. Natuurlijk snapt ook de Duitse politiek dat aardgas hooguit een tussenoplossing is. Het Bundesministerium für Wirtschaft und Energie waarschuwt dat uitfaseren van aardgas ook in de Duitse gebouwde omgeving op handen is.
Op de site van de KfW zijn de voorwaarden voor subsidies op verduurzamen van Duitse woningen na te pluizen. In tegenstelling tot wat populisten claimen, blijkt dat er überhaupt geen sprake is van een directe Duitse subsidie op aardgas. Alleen woningeigenaren die hun huis stevig isoleren of investeren in een zonneboiler of biomassaketel kunnen onder voorwaarden óók de vervanging van een verouderde verwarmingsketel meenemen in een subsidieaanvraag. Die ketel moet bovendien sowieso geschikt zijn om later een duurzame warmtebron bij te schakelen, bijvoorbeeld een hybride warmtepomp.
In werkelijkheid wijken de doelen en instrumenten van het Duitse beleid dus nauwelijks af van het Nederlandse beleid. De Nederlandse uitgangssituatie maakt subsidiëren van HR-ketels overbodig, dat is alles.
Wat we wel van Duitsland kunnen leren
Onafhankelijk advies, óók met subsidie
Wat ook in zowel Duitsland als in Nederland speelt, is dat verduurzamen van bestaande woningen complex is. Geen huis is hetzelfde en voor elk huis zijn er vele routes naar een lagere energierekening.
Het is mooi dat Nederland individuele huiseigenaren steunt met subsidies op losse maatregelen maar dat blijft toch een zoekplaatje. Vrijwel niemand met een koophuis is specialist in verduurzamen. De keuze nog even niets te doen is altijd de meest overzichtelijke. Mede daarom schiet het nog niet op met verduurzaming in de gebouwde omgeving. Om het eeuwige afwachten te ondervangen prikkelt Duitsland bewoners op twee manieren om wel door te pakken:
- Wegnemen keuzestress. De Duitse overheid verwijst woningeigenaren naar erkende duurzaamheidsspecialisten en subsidieert (naast de fysieke investeringen) óók hun advieskosten. Deze specialisten begeleiden vervolgens ook de daadwerkelijke duurzaamheidsrenovatie en beoordelen of de aannemer van een renovatie goed werk heeft geleverd;
- Meer doen is lucratiever. Voor de kleinste verduurzamingsstappen subsidieert Duitland slechts 20% van de kosten, tot een maximumbedrag van €10.000. Een integrale renovatie tot het hoogste duurzaamheidsniveau komt in aanmerking voor 40% subsidie, tot een maximumbedrag van €48.000.
Deze combinatie maakt het onwaarschijnlijk dat Duitsers die de overstap naar een warmtepomp kunnen maken toch voor een gasketel kiezen. In de praktijk is de ‘Duitse subsidie op aardgas’ in Nederland waarschijnlijk bekender dan in Duitsland zelf. Als het nieuwe kabinet Duitsland als voorbeeld wil nemen, vergeet dan het populaire gejammer over aardgas als schoonste brandstof. Neem de subsidie op onafhankelijk advies over en stuur net als Duitsland op integraal doordachte renovaties.
Imagecredit: Roman Kraft, via Unsplash Public Domain