Wat als betaalbare seizoensopslag onhaalbaar blijkt?
George Kroeker, via Unsplash Public Domain
Deze column verscheen eerder in het juninummer van technologietijdschrift De Ingenieur.
In krap 2 decennia hebben windturbines en zonnepanelen zich opgewerkt tot de werkpaarden van de energietransitie. Van schreeuwend duur tot vrijwel overal de eerste keuze voor betaalbare nieuwe elektriciteitsproductie. De rol van de hernieuwbare bronnen overstijgt inmiddels het traditionele elektriciteitsverbruik. Via elektrificatie zijn wind- en zonneparken ook bepalend voor de CO2-reductie in mobiliteit, warmte en industrie.
Ondanks de hoopgevende opmars is een belangrijk nadeel niet weg te nemen: wind- en zonnestroom blijven afhankelijk van het weer. Het weer is bovendien sterk gerelateerd aan de seizoenen. In de Nederlandse winter levert een zonnepaneel nog geen kwart van zijn zomerproductie. Hoewel windturbines in de regel juist goed draaien als het bewolkt is, is die wetmatigheid bij lange na niet sterk genoeg om op te vertrouwen. In een land dat draait op wind- en zonnestroom, is energieopslag cruciaal. En dan zijn de accu’s van Elon Musk niet genoeg. Het moet seizoensopslag zijn. En dat valt nog niet mee.
Seizoensopslag maakt betaalbare wind- en zonnestroom alsnog duur.
Grote volumes elektriciteit voor maanden opslaan is vooralsnog enkel haalbaar in waterstof. Bij het omzetten van elektriciteit naar waterstof en weer terug verlies je ruim de helft van de wind- of zonne-energie. En een installatie die zomerse overschotten opslaat voor levering in de winter, staat in de herfst en de lente werkloos geld te kosten. Seizoensopslag maakt betaalbare wind- en zonnestroom zo alsnog duur.
In deze fase van de energietransitie is het daarom goed te realiseren dat seizoensopslag slechts een middel is. Drie gangbare gedachten maken dat seizoensopslag veel belangrijker lijkt dan het is. Ten eerste het idee dat alles met wind en zon moet. Daar is geen sprake van. Ook waterkracht, aardwarmte, kernenergie, biomassa en aardgas met CO2-opslag passen in een duurzaam energiesysteem. Dat zijn bronnen waarbij opslag van nature is inbegrepen. Als we wind- en zonnestroom optimaal benutten als het waait of zonnig is, blijven de overige, schaarsere bronnen vanzelf over voor als het donker en windstil is.
Ten tweede het streven naar zelfvoorziening. Ook toen Nederland een belangrijke exporteur van aardgas was, importeerden we veel kolen en olie. Zeker in een dichtbevolkt land met jaarlijks een winter leggen we de lat met duurzame zelfvoorziening wel erg hoog. Laat de grootschalige productie van waterstof over aan landen waar het het hele jaar zonnig is, of waar waterkracht of kernenergie volop beschikbaar zijn. Import is niet vies.
Tot slot het meest Hollandse idee: dat weggooien zonde is. Als een windpark produceert tegen 4 cent per kilowattuur en elk jaar liefst 20% van zijn opbrengst wegkiept, kost zijn stroom effectief 5 cent per kilowattuur. Nog steeds prima betaalbaar. Het is tegenintuïtief maar koste wat kost voorkomen dat we windstroom verspillen, leidt vrijwel zeker tot hogere kosten en meer materiaalverbruik. Verspilling dus.
De zoektocht naar betaalbare, efficiënte en grootschalige energieopslag blijft absoluut de moeite waard. Laat de voortgang van de energietransitie daar echter niet van afhangen. Het kan ook zonder seizoensopslag. Gelukkig maar!
Imagecredit: George Kroeker, via Unsplash Public Domain
Vattenfall bouwt waterkoker van 150 megawatt voor Amsterdam
Anne Nygård, via Unsplash Public Domain
Energieconcern Vattenfall gaat bij haar gascentrale in Diemen een elektrische boiler van 150 megawatt bouwen. De e-boiler zal duurzame stroom gebruiken en levert aan het warmtenet van Almere, Diemen en Amsterdam.
Later deze eeuw een logische warmtebron
Het stadswarmtenet van Vattenfall in de regio Amsterdam draait nu nog primair op de restwarmte van de gascentrale bij Diemen. Al in 2014 is een thermoskan van 22 miljoen liter gebouwd om warmte te bufferen.
Dankzij deze buffer kon de warmtelevering doorgaan op momenten dat er geen vraag naar elektriciteit uit de gascentrale was. Nu de opmars van wind- en zonnestroom doorzet, groeien de periodes dat de gascentrale voor de elektriciteitsproductie niet rendabel is terwijl de stadswarmte ervan afhankelijk blijft. Dit zowel in frequentie als in tijdsduur. De grote e-boiler stookt straks de buffer warm als er voor langere tijd goed waait en/of zonnig is, terwijl de vraag naar warmte onverminderd hoog is.
De boiler zet dan goedkope (en soms al overtollige) hernieuwbare elektriciteit om in warmte, zonder lokale emissies.
Niet de ideale volgorde in de energietransitie
Eerder leek Vattenfall een bescheidener e-boiler te gaan plaatsen, er is gesproken van 10 tot 100 megawatt in 2023. De vergunningsaanvraag gaf al wel ruimte om later op te schalen tot 200 megawatt. De Volkskrant schrijft vandaag dat het om een boiler van liefst 150 megawatt gaat, die in 2024 in bedrijf kan komen.
De stroomproductie is in 2024 waarschijnlijk nog niet vaak genoeg duurzaam genoeg om met een efficiëntie van 100% grootschalig warmte te produceren. Dat is meer iets voor 2030 of later. Tot die tijd is warmtelevering door warmtepompen (met een efficiëntie van 250 tot 600%) of duurzame biomassa qua CO2-uitstoot verstandiger. Een warmtepomp haalt echter niet de hoge temperatuur die de afnemers van het lokale warmtenet nodig hebben en de biomassaketel – die Vattenfall logischerwijs wel gepland had – lijkt er door groot en hevig protest uit de omgeving en het hele land voorlopig niet te komen.
Direct extra flexibiliteit
Hoewel het beter was geweest als de e-boiler pas ná 2030 de primaire energielevering van de biomassaketel had overgenomen, is het mooi dat het energieconcern ondanks tegenslagen doorwerkt aan de energietransitie.
Omdat de boiler snel aan en uit kan, kan hij al op korte termijn een mooie rol spelen in het uitvlakken van kortdurende overschotten en tekorten van elektriciteit. Belangrijker is dat de aardgascentrale straks bij langduriger overschotten wind- en zonnestroom niet meer hoeft te draaien om te voorkomen dat half Amsterdam bibbert van de kou. In landen met al veel meer wind- en zonnestroom, kernenergie en/of waterkracht hebben elektrodeboilers voor warmtenetten zich al ruimschoots bewezen. Hieronder een video (willekeurige fabrikant) met uitleg over het werkingsprincipe.
Imagecredit: Anne Nygård, via Unsplash Public Domain
Mening over kernenergie? Toets’m aan deze video van 10 minuten
Ben je voor kernenergie? Ben je tegen de bouw van kerncentrales? Denk je dat kernenergie te duur is? Of dat wind en zonneparken genoeg zijn om klimaatverandering te voorkomen? Of heb je nog geen mening over kernenergie?
Briljante explainer
Pak 10 minuten om dit filmpje te kijken. Waardevollere tijdsbesteding dan vrijwel elk debat of welke Twitterdiscussie over kernenergie dan ook.
Sterk werk, van het Duitse Youtube-kanaal Kurzgezagt. Bijna alle cruciale nuances rond kernenergie als deeloplossing bij het beheersen van klimaatverandering komen voorbij. Dus ik maak er verder geen woorden aan vuil, kijken! 🙂
Toch verder lezen over kernenergie? Uitgebreide reactie op een een serie drogredenen over kernenergie door Greenpeace, door Henri Bontenbal, strateeg bij netbeheerder Stedin:
Twee analyses over nucleaire misverstanden in de media door Jasper Vis, expert offshore wind bij netbeheerder TenneT:
- Nee, het klopt niet dat elke kerncentrale 5 miljard euro verlies maakt;
- Zijn we met 1 of 2 nieuwe kerncentrales van de ‘ellende’ af?
En ik schreef er zelf al best vaak over:
- Kernenergie, CO2-opslag en hogere dijken zijn absoluut niet te duur;
- Waarom een fiets duurder mag zijn dan kernenergie en waterstof;
- Kernenergie levert 0 tot 12% van de CO2-reductie tot 2050;
- Kernenergie is vooral een alternatief voor import van schone energie;
- Overschat de kansen van kleine modulaire kernreactoren niet;
Imagecredit: Kurzgezagt, screenshot uit video.
Waarom een fiets duurder mag zijn dan kernenergie en waterstof
Konstantin Evdokimov, via Unsplash Public Domain
In het kader van klimaatbeleid is 2050 een veelgenoemd jaartal. Als de grootste economieën van de de wereld voor 2050 de netto-uitstoot van broeikasgassen tot nihil reduceren, rest een goede kans dat klimaatverandering beheersbaar blijft.
2050 is een richtpunt voor het CO2-budget
Een harde grens is 2050 niet. Er gebeurt niets bijzonders als bijvoorbeeld Duitsland in plaats van in 2050 pas in 2053 de laatste CO2 uitstoot. De kans dat klimaatverandering uit de hand loopt, neemt slechts iets verder toe.
Eenmaal uitgestoten, blijft CO2 decennia tot eeuwen in de atmosfeer. Voor het klimaat maakt het dus betrekkelijk weinig uit of een ton CO2 in 2021, in 2048 of in 2053 is uitgestoten. Bij ruwe benadering dragen deze tonnen elk even sterk bij aan de temperatuurstijging, die volgens het Klimaatakkoord van Parijs beperkt moet blijven tot ‘well below’ 2 graden Celsius in 2100.
Omdat de concentratie CO2 in de atmosfeer bepalend is voor het broeikaseffect – en omdat het betrekkelijk weinig uitmaakt wanneer CO2 is toegevoegd aan de atmosfeer – leidt een zekere hoeveelheid CO2-uitstoot waar en wanneer dan ook tot een zekere hoeveelheid opwarming. In plaats van netto nul-uitstoot vanaf 2050 is het daarom belangrijker dat de wereldeconomie vanaf nu jaar op jaar sterke CO2-reductie boekt.
Zwak beleid in het verleden verplicht ons tot strenger beleid in het heden
Het is geen kwestie van overtoepen
Welk volume CO2 de wereldeconomie als geheel nog ‘veilig’ kan uitstoten, is een complex vraagstuk. Een beste gok is 400 tot 1.200 gigaton, voor een reële kans om de opwarming tot 1,5 à 2 graden te beperken.
Hoewel het precieze getal onzeker is, is zeker dat de wereldeconomie het resterende CO2-budget er in recordtempo doorjaagt. De mondiale uitstoot komt in de buurt van de 40 gigaton per jaar. Als we dit mondiale uitstootniveau nog 10 jaar vasthouden, is de kans groot dat de wereldbevolking van 2100 te dealen heeft met een wereldklimaat dat ruim 1,5 graad warmer is dan voor de industriële revolutie. Het is daarom zaak een CO2-budget te hanteren bij het opstellen van klimaatbeleid.
Een transitie naar netto nul uitstoot in jaar X is eenvoudiger uit te leggen dan boekhoudkundig gedoe met budgetten. Het gevaar is echter dat jaar X een eigen leven gaat leiden, terwijl de realiteit verandert. Sinds 2008 hanteert bijvoorbeeld de Europese Unie 2050 als richtjaar voor het uitstippelen van EU-klimaatdoelen. Sinds 2008 is de mondiale CO2-uitstoot echter niet gedaald maar juist sterk gestegen, zie figuur 1. Er is dus sinds 2008 meer van het mondiale CO2-budget opgebruikt dan in 2008 door de EU begroot. De in 2008 uitgestippelde Europese reductiepaden passen dan ook niet meer binnen het resterende CO2-budget.
Dat de EU onder Frans Timmermans het CO2-reductiedoel voor de Unie als geheel heeft bijgesteld van 40% tot 55% in 2030 is dus geen aanscherping van het klimaatbeleid. Het is noodzakelijk om mondiaal wanbeleid te repareren. Dat het nieuw te formeren kabinet het Nederlandse klimaatdoel vrijwel zeker moet bijstellen tot 55% reductie of meer in 2030, is geen kwestie van overtoepen. Het is pure noodzaak. Reeds verbruikt CO2-budget moet ingelopen worden.
Omdat de wereldeconomie in het verleden heeft verzuimd de CO2-uitstoot volgens een rustig pad af te bouwen, moet het nu volgens een veel steiler reductiepad. Onder elk van de (steeds steilere) lijnen in figuur 1 is het oppervlak onder de lijn gelijk. Dat oppervlak is het CO2-budget. Het budget vergroten kan alleen door CO2 actief uit de atmosfeer te onttrekken.
Zonder klimaatbeleid moeten we later deze eeuw CO2 puinruimen
Stel dat we het idee vasthouden dat de uitstoot van CO2 vanaf 2050 netto nul moet zijn maar óók een CO2-budget van 400 gigaton hanteren. Dan toont figuur 2 onze opgave als we geen klimaatbeleid voeren tot 2050. De uitstoot blijft dan jaar op jaar gelijk op 40 gigaton. Al in 2030 is het resterende CO2-budget van 400 gigaton opgebruikt. Tot 2050 komt er nog eens 800 gigaton CO2 bij, ongedekt door het CO2-budget. Ook na 2050 blijft de uitstoot gelijk op 40 gigaton.
Om op netto 0 uit te komen is vanaf 2050 dus structureel 40 gigaton aan carbon removal nodig. Negatieve emissies, bijvoorbeeld via het verbranden van bomen met CO2-opslag of via direct air capture van CO2. Bovenop de structurele negatieve emissies moet daarnaast de budgetoverschrijding tot 2050 van (800 gigaton) worden gecompenseerd, eveneens met negatieve emissies.
Opruimen van die budgetoverschrijding moet snel gebeuren, omdat klimaatverandering zelfversterkend kan zijn. Bij het smelten van permafrost komt bijvoorbeeld het sterke broeikasgas methaan vrij. Bij het smelten van gletsjers komen rotsen bloot te liggen, die meer zonnewarmte opnemen dan het reflectieve ijs. Om zeker te weten dat klimaatverandering beheersbaar blijft, stellen we als voorwaarde dat de CO2-budgetoverschrijding uiterlijk eind 2055 gecompenseerd moet zijn.
Leren dweilen met de kraan vol open
Of en hoe we na 2050 structureel jaarlijks 40 gigaton uit de atmosfeer kunnen onttrekken, is nu nog niet te zeggen. Tussen 2050 en 2056 jaarlijks 200 gigaton CO2 uit de atmosfeer verwijderen, lijkt in ieder geval niet reëel.
CO2 onttrekken uit de atmosfeer is thermodynamisch een ramp. De kosten voor bio-energie met CO2-opslag, direct air capture en andere vormen van carbon removal worden geraamd op $100 tot $800 per ton CO2. Een gigaton is 1 miljard ton CO2. Verwijderen van 200 gigaton per jaar zou de wereldeconomie dus 20 tot 160 biljoen dollar per jaar kunnen kosten. Ter referentie: het BBP van de VS in 2019 was 21,5 biljoen dollar.
Reduceren van de CO2-uitstoot mag wat kosten
Gokken op absurde volumes carbon removal over 3 decennia is technisch en economisch onverantwoord. Om een kans te houden klimaatverandering te beheersen, is het zaak de uitstoot te reduceren. Er zijn vele bronnen van uitstoot, dus er zijn vele opties om uitstoot te beperken. Wat de meeste opties gemeen hebben, is dat een eenmalige investering of gedragsverandering een blijvend effect heeft. Eenmaal geïsoleerd blijft een woning tot zijn sloop energiezuinig. Eenmaal gewend aan vegetarisch eten vervalt de behoefte aan biefstuk bijna volledig. Dit in tegenstelling tot negatieve emissies. Die moet je jaar op jaar actief volhouden.
Hoewel de doelstelling CO2-neutraal in 2050 zeker al een gevoel van urgentie geeft, maakt denken vanuit een CO2-budget pas echt duidelijk hoe groot het belang van de factor tijd in klimaatbeleid is. Zeker voor maatregelen die, eenmaal ingevoerd, blijvend effect hebben maakt het jaar van invoering een wereld van verschil. Ter illustratie 2 hypothetische beleidsscenario’s die allebei jaarlijks 10 gigaton CO2-reductie realiseren:
- Alle elektriciteit uit kerncentrales. Stel dat we wereldwijd afspreken dat alle elektriciteit emissievrije atoomstroom moet zijn. Helaas kunnen we dan niet abrupt de productie van kolen- en gascentrales staken. Plannen en bouwen van kerncentrales kost tijd, al met al bijvoorbeeld 20 jaar. Vanaf 2040 daalt de uitstoot in dit scenario naar 30 gigaton. Voor het CO2-budget maakt dit niet uit, zie figuur 3. Dat is, net als zonder klimaatbeleid (figuur 2), eind 2030 opgebruikt.
- Iedereen fietsen. Stel dat we wereldwijd afspreken gebruik van personenauto’s en motoren op benzine en diesel te verbieden. Ook nu daalt de uitstoot tot 30 gigaton, en wel direct. Omdat het verbod direct van kracht is, heeft wel effect op het CO2-budget. In plaats van vanaf januari 2031 lopen we nu pas vanaf mei 2034 in het rood, zie figuur 4.
Hoewel beide maatregelen hierboven voor 2050 elk jaar evenveel CO2-reductie realiseren, is het klimaateffect van fietsscenario véél groter dan die van de nucleaire optie. Nieuwe kerncentrales komen pas in gebruik 10 jaar nadat het CO2-budget opgebruikt is. Direct en verplicht stoppen met fossiele personenmobiliteit vermindert de (te compenseren) overschrijding van het CO2-budget met liefst 200 gigaton meer dan de nucleaire optie.
Niet of/of maar alles uit de kast tegen klimaatverandering
Helaas (of gelukkig) is het niet aan ons om te kiezen tussen kerncentrales of fietsen. Van fietsen wordt elektriciteit niets schoner. Kerncentrales doen niets aan de uitstoot van auto’s. We kunnen niet stellen dat verbieden van personenauto’s beter klimaatbeleid is dan verplichten van atoomstroom. Beide opties dragen naar kunnen bij. Beiden zitten elkaar niets in de weg. Beide opties samen invoeren beperkt de te compenseren CO2-uitstoot het meest, zie figuur 5. En dan zie je direct dat én kernenergie én fietsen ook samen bij lange na nog niet genoeg is om klimaatverandering te beheersen. Te meer daar beide opties zo absoluut gesteld natuurlijk geen opties zijn.
Er is dus veel meer nodig om de kans op escalerende klimaatverandering verder te verkleinen. Er valt bijvoorbeeld te denken aan verplichte CO2-opslag voor alle industrie wereldwijd, of enkel nog vliegen en varen op groene waterstof. Stel dat ook deze maatregelen elk 10 gigaton reductie leveren, en vanaf 2026 respectievelijk 2036 in te voeren zijn; Figuur 6 toont dan het resultaat van de vier in dit artikel genoemde maatregelen samen. In plaats van eind 2050 wordt netto nul-uitstoot nu al eind 2040 bereikt. Desondanks is ook in dit (nog steeds hypothetische) scenario nog een beetje carbon removal nodig. Het CO2-budget is nu opgerekt tot mei 2036 maar wordt alsnog licht overschreden.
De laatste ton CO2 is alleen relevant als het daadwerkelijk de laatste is
Het is nu aan de boekhouders
Gegeven het resterende CO2-budget in 2008 en gegeven een cumulatieve afbouw van de CO2-uitstoot was netto nul-uitstoot in 2050 een mooie stip op de horizon voor klimaatbeleid.
Helaas is cumulatieve afbouw van CO2-uitstoot sinds 2008 niet gelukt. Daarom klopt ook de stip op de horizon niet meer. Netto nul-uitstoot in 2050 is een eigen leven gaan leiden, afgedwaald van de realiteit van ons resterende CO2-budget. Netto nul-uitstoot in 2050 als ultieme doel staat verantwoord klimaatbeleid inmiddels in de weg.
Omdat de focus ligt op netto nul-uitstoot over 30 jaar, maken politici en consultants zich onevenredig druk over de laatste beetjes uitstoot. Die laatste beetjes uitstoot zijn alleen belangrijk als het ook daadwerkelijk de laatste beetjes zijn. En daar dreigt het nu mis te gaan. Alle recente aandacht voor kernenergie en groene waterstof is verspilde energie als niet ook CO2-reductie op korte termijn genomen wordt. Bouwen van windparken, halveren van de veestapel, rekeningrijden, CO2-opslag en isolatie zijn stuk voor stuk goedkoper dan kernenergie en groene waterstof. En voor het klimaatbeleid veel meer waard.
CO2 verwijderen uit de atmosfeer in belachelijke volumes is vrijwel zeker het duurste dat we deze eeuw gaan doen. Moeten doen. Hoe belachelijk die volumes worden, is aan de politiek van vandaag. Overschrijden van het CO2-budget met 700 of met slechts 40 gigaton maakt een wereldeconomie van verschil. Maatregelen die ver voor 2030 effect hebben, zijn veel meer waard dan maatregelen die op zijn vroegst over 15 jaar CO2 reduceren.
Bestuur en beleidsmakers zijn zo druk met maatregelen die op zijn vroegst effect hebben over 15 jaar dat maatregelen die vanaf morgen effectief kunnen zijn er bij in dreigen te schieten. Laat CO2-budgetbeheersing vooropstaan. Verwar oeverloos geklets over kerncentrales en groene waterstof niet met klimaatbeleid.
Imagecredit: Konstantin Evdokimov, via Unsplash Public Domain
Transitie in de jaren ’60 als voorbeeld voor ons afscheid van aardgas
De energietransitie van de jaren ’60, van kolen naar aardgas, ging eenvoudig omdat Nederland toen volgzamer was. Bovendien ging iedereen erop vooruit. Het had alleen maar voordelen om van Nederland een Gasland te maken, toch?
Twijfels over de kosten, klachten over de ombouw
Transitieadviseur Sven Ringelberg bestudeerde de overgang op aardgas in de jaren ’60. In zijn boek De Nederlandse Aardgastransitie nuanceert Ringelberg het beeld dat de transitie naar aardgas ‘vanzelf’ ging. Een aantal leerpunten uit de aardgastransitie voor de huidige energietransitie.
Dit artikel is aangeleverd door Sven Ringelberg. Ook interesse in publicatie van een ingezonden artikel? Neem contact op.
Waarom aardgas in woningen?
Met de vondst van een grote hoeveelheid aardgas werd Nederland in 10 jaar tijd omgebouwd tot Gasland. Meer dan 5 miljoen kookapparaten werden omgebouwd, duizenden kilometers leiding aangelegd en bij vele huishoudens kwam men achter de voordeur. De beslissing om aardgas in woningen te gebruiken was niet vanzelfsprekend. Er was een actieve kolenmarkt en Shell zag meer in het verkopen van aardgas aan de bulkmarkt. Door een aantal slimme consultants vanuit de Esso werd de minister en later de Tweede Kamer overtuigd om aardgas in te zetten in de markten waar het meeste te verdienen was, waaronder huishoudens.
Nederlanders hadden namelijk een arme energievoorziening in huis. Slechts 5% van de huishoudens maakte gebruik van centrale verwarming en aan het comfort van kolen stoken viel veel af te dingen. Daarbij kwam dat in 70% van de Nederlandse woningen al gasleidingen aanwezig waren. Deze werden gebruikt voor de levering van stadsgas. Nederland leek hiermee rijp voor de grote uitrol van aardgas. Tel daarbij op de mogelijkheid om comfort te verbeteren, relatief goedkoop meer warmte af te nemen en een volgzaam volk en je bent er toch?
De uitrol van het aardgas
Een groot verschil met de aanpak in de jaren 60 en nu is dat er een duidelijke regierol was voor de rijksoverheid. Na de vondst van het aardgas werd eerst meer dan een jaar overlegd hoe dit aardgas het beste ingezet kon worden en werden een aantal hindernissen getackeld. Een sterke publiek/private samenwerking was het gevolg en stevige landelijke en regionale coördinatie. De keuze dat aardgas aangeboden zou worden en de buizen voldoende gedimensioneerd om in de toekomst meer afname (centrale verwarming) mogelijk te maken, die werd landelijk genomen. Gemeenten kregen te horen wanneer de leiding langs zou komen en wanneer het aardgas aangeboden kon worden aan bewoners.
En die bewoners dan? Die werden natuurlijk volledig ontzorgt, het was gratis en mensen waren niet zo mondig als nu. Dit perspectief klopt maar half. De meeste bewoners maakte gebruik van stadsgas om te koken. Het laten ombouwen van de kookapparaten of deze vervangen was voor de meeste bewoners de meest logische stap. Het alternatief was op elektra gaan koken of kolen. Beide waren duurder in zowel gebruik en aanschaf. De kosten voor het aardgas? Die zouden niet meer dan anders zijn en bij meer gebruik zelfs goedkoper.
Toch was acceptatie niet vanzelfsprekend. Gemiddeld kostte het bewoners 50-100 gulden, een flinke uitgave in die tijd, om over te schakelen op aardgas voor het koken. En alleen dit koken op aardgas was lang niet voldoende om de investeringen van de Gasunie terug te verdienen. Het was nodig dat het verbruik van aardgas in woningen een factor 10 zou toenemen! Maar de kolenkachel vervangen door een nieuwe gashaard, dat kwam neer op één maandsalaris, zo’n 400-500 gulden.
Gratis was de grote ombouw dus niet. Daarbij komt dat Nederlanders niet zomaar overtuigd waren van het magische gas. Uit interviews komt naar voren dat mensen twijfels hadden over de kosten, afhankelijk zijn van een monopolist en geen zin hadden in troep in huis. Een stevig gestandaardiseerde ombouw en aanleiding van aardgas in woningen was het gevolg. Het doel: De impact op huishoudens zo laag mogelijk houden. Binnen één dag moest alles geregeld zijn voor een gemiddelde bewoner. Op papier klonk dit goed, maar in de praktijk kreeg de ombouw in Amsterdam 300-500 klachten binnen per week, met hilarische klachten zoals: “Ik heb een vlam van anderhalve meter, kunt u daarop koken?”
Participatie en acceptatie tijdens de aardgastransitie
Makke mensen in de jaren 60?
Deze klachten gaven geen aanleiding tot protest, hoe komt dat? Een combinatie van slimme propaganda, gerichte participatie en behoefte aan meer welvaart bij de bevolking.
De geleide loonpolitiek werd meer losgelaten rond die periode en Nederlanders blijken graag, net als nu, hun extra inkomsten te willen investeren in hun woning. U heeft vast ook meerdere verbouwingen gezien in uw omgeving de afgelopen 12 maanden. Zo was de gashaard populair onder pasgehuwden die een eerste woning kregen.
Participatie was gerichter dan nu. De keuze dat er geïnvesteerd zou worden in aardgas, die was genomen. De participatie ging vooral over de implementatie en praktische vragen van bewoners, precies waar in de praktijk ook de meeste vragen over zijn. Vele kookcursussen op aardgas en vragenavonden waren het gevolg. Hierbij werden zelfs ‘aardgasgirls’ ingezet door de gemeente Amsterdam om huisvrouwen te ondersteunen bij het koken of de aanschaf van nieuwe aardgas kooktoestellen.
Benader mensen als consument en ze gedragen zich als consument
Een groot contrast met de aanpak nu was de reclame. Waar we nu veel tijd spenderen aan het berekenen van de kosten en woonlastenneutraal verdedigen ging het in de jaren 60 vooral over comfort, status en gemak. Kosten waren er, ook voor de huishoudens met de kleinste portemonnee, maar het aardgas voldeed aan behoeften. Waar we nu Nederlanders vooral als consumenten behandelen, lag er in de jaren 60 de nadruk op de burger. Onderzoek laat ook zien dat als je mensen als consumenten benaderd, ze zich ook zo gaan gedragen.
Makke mensen in de jaren 60? Ik denk het niet. Eerder een product waar behoefte aan was, een duidelijke rijksoverheid, slimme propaganda en participatie. Voor onze energietransitie kunnen we meer jaren 60 energie gebruiken.
Sven Ringelberg is adviseur bij Transitiepaden, Simpel Subsidie en werkt aan de verduurzaming van de bestaande woningbouw. Zijn boek is te koop via zijn website.
Imagecredit: Afbeeldingen aangeleverd door Sven Ringelberg.
Aardgasbranche publiceert sterke serie video’s over energietransitie
MabelAmber, via Pixabay Creative Commons
De Koninklijke Vereniging van Gasfabrikanten in Nederland (KVGN) heeft onder de titel Energie in het Kort een toegankelijke en leuke serie video’s gepubliceerd over de uitdagingen, oplossingen en kansen in de energietransitie.
Hooguit topzwaar qua groene gassen
Op moment van schrijven staan er 8 informatieve en mooi geproduceerde video’s op het Youtube-kanaal Energie in het Kort. De best bekeken video toont slechts 279 weergaven. Zonde. Deze video’s verdienen meer publiek.
In hapklare brokken van 4 tot 6 minuten neemt presentator Bart Meijer, bekend van Klokhuis, je mee in één van de vele aspecten van de energietransitie. In elke aflevering is een specialist op dat specifieke thema te gast. Aan de hand van strakke animaties geeft Meijer per video bijvoorbeeld inzicht in de opbouw van het totale energieverbruik van Nederland en in de rol van Nederland binnen het Europese energiesysteem.
Andere afleveringen raken aan specifieke energiedilemma’s, zoals de beschikbare ruimte voor energiewinning op de Noordzee, het afbouwen van aardgasgebruik, het borgen van leveringszekerheid en de betaalbaarheid van de transitie.
Andere insteek dan bij voorgaande series Gas2050 en MissieEnergie
Waterstof staat nu voldoende op de politieke agenda
Ten opzichte van eerdere series Gas2050 en MissieEnergie, waarmee de KVGN sinds 2017 en met name gedurende de onderhandelingen voor het Nederlandse Klimaatakkoord veel adverteerde, is de aandacht voor waterstof en groen gas in de nieuwe serie aanmerkelijk subtieler.
Waterstof en groen gas staan als onderdeel van de oplossing voor de energietransitie inmiddels ook veel sterker op de kaart. Een groot deel van de Nederlandse bevolking is nu op de hoogte van het bestaan van de (in potentie) duurzame gassen, vrijwel alle bedrijven onderzoeken hoe ze iets met waterstof kunnen doen en vrijwel alle politieke partijen hebben de afgelopen verkiezingscampagne op de trom geslagen voor groene waterstof. Dat was in 2017 wel anders.
De aardgassector hoeft zich als toekomstige leverancier van duurzame gassen vandaag echt niet meer te verkopen. De kijker zo af en toe herinneren aan de voordelen van duurzame gassen – waar hij zelf toch al enthousiast over was – is voldoende.
Een prima startpunt voor energiedilemma’s bij de kabinetsformatie
Spoedcursus namens de aardgasbranche
Al dan niet toevallig, komt de nieuwe serie video’s uit net nu de nieuwgekozen Tweede Kamer een nieuwe coalitie moet smeden. Wat er ook gebeurt in de formatie, de energietransitie zal een belangrijke rol spelen.
Al vroeg in de verkenning zullen partijen kleur moeten bekennen over de ondergrens qua CO2-reductie in 2030 en de hoofdmaatregelen om het gewenste doel te bereiken. Na de prille coalitievorming zal de energietransitie ook in detailonderhandelingen voor een regeerakkoord een hoofdrol spelen. Cruciaal daarbij is dat onderhandelingspartners zo snel mogelijk op hetzelfde niveau over dezelfde energiedilemma’s praten.
De videoserie Energie in het Kort kan daar bij helpen. Ondanks de afzender zijn de filmpjes als spoedcursus neutraal genoeg. Natuurlijk komen duurzame gassen in de filmpjes wat nadrukkelijker aan bod dan bij een onafhankelijke producent het geval was geweest, maar de rol van duurzame gassen wordt in geen van de filmpjes kwalijk groter gemaakt dan hij is. Gegeven dat er op later moment in de formatie ook experts zonder aardgasbelangen geconsulteerd worden, zijn de nieuwe filmpjes van de KVGN voor alle betrokkenen die nog niet zo goed in het energiedossier zitten ideaal om op snelheid te komen. Mooi werk!
Hieronder de hele playlist van Energie in het Kort:
Imagecredit: MabelAmber, via Pixabay Creative Commons
Bij twijfel, stem voor klimaatbeleid dat voor u nu nog nét te stevig is
George Bakos, via Unsplash Public Domain
Klimaat speelt deze verkiezingsperiode een grote rol. De kans is vrij groot dat ook de partij waarop u 4 jaar geleden hebt gestemd dit jaar steviger klimaatbeleid voorstelt dan in 2017. Spreekt de nieuwe insteek van ‘uw’ partij u aan?
Geen doorbraken, geen trendbreuk
Dat is dan best toevallig. Veel is er op het vlak van klimaat immers niet veranderd sinds 2017. Doorslaggevend nieuwe inzichten heeft de klimaatwetenschap de voorbije 4 jaar in ieder geval niet gebracht.
Rationeel bezien was klimaatbeleid in 2017 zeker zo belangrijk als vandaag. Zonder duidelijke aanleiding pleiten politici vandaag toch voor aanmerkelijk serieuzer klimaatbeleid dan in 2017. Al dan niet toevallig spreekt dat de meeste kiezers ook best aan. Ons gemiddelde denken over klimaatbeleid ontwikkelde zich, zonder dat de onderliggende feitenbasis veranderde.
Heeft uw denken over klimaatbeleid zich sinds 2017 ook ontwikkeld?
Behoort u ook tot de groep Nederlanders die klimaatbeleid vandaag belangrijker vindt dan in 2017? Had u dat in 2017 voorzien? Als u vandaag inderdaad steviger klimaatbeleid steunt dan in 2017, ziet u dan een kans dat u bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2025 opnieuw steviger klimaatbeleid zult voorstaan dan vandaag?
Een frisse blik op bekende feiten is iets om trots op te zijn
Moet u daar nu al wat mee? Mogelijk wel. Als u nog twijfelt tussen twee partijen waarvan er één net wat vooruitstrevender is op het gebied van klimaat, is de meest voortvarende keuze vermoedelijk de stem waar u in de nabije toekomst het meest gelukkig mee bent.
Na deze week kunt u als het goed is pas in 2025 opnieuw stemmen. Tussentijds dringt het belang van klimaatbeleid vermoedelijk verder door. Dus, twijfelt u vandaag tussen CDA en ChristenUnie? Kies ChristenUnie. VVD of Volt? Kies Volt. SP of GroenLinks? Kies GroenLinks. Bij twijfel; stem alvast voortvarend voor het klimaatbeleid waar u nu nog nét niet aan toe bent.
Imagecredit: George Bakos, via Unsplash Public Domain
Laten we onze industriepolitiek nog 15 jaar domineren door Polen?
Het Europese Safety Incident Trading System (SITS*) is de hoeksteen van het Europese bedrijfsveiligheidsbeleid. Mede dankzij het SITS is het aantal bedrijfsongevallen in de Europese industrie, energiesector en luchtvaart al met ruim 25% afgenomen.
Een gezamenlijk Europees doel
Het SITS zet sinds 2005 een bovengrens op het aantal ongevallen dat binnen de Europese energiesector en industrie jaarlijks mag plaatsvinden. Sinds 2012 is ook de intra-Europese luchtvaart gebonden aan het SITS.
De EU stelt binnen het SITS elk jaar een afnemend aantal rechten op bedrijfsongevallen beschikbaar. In 2050 worden de laatste incidentrechten geveild. Daarna zijn bedrijfsongevallen voor de Europese industrie, de interne luchtvaart en de energiesector niet meer mogelijk. Tot die tijd bepaalt de onzichtbare hand van de markt bij welke kolencentrale, staalfabriek of vliegmaatschappij het op dat moment economisch het meest wenselijk is om nog bedrijfsongevallen toe te staan.
Vooralsnog heeft Europa de onzichtbare hand van de markt wel een beetje in toom gehouden. Producenten van staal, cement, kerosine en andere producten die op de wereldmarkt verhandeld worden krijgen van de lidstaten jaarlijks het grootste deel van hun incidentrechten cadeau. Dit voorkomt dat staalfabrikanten en raffinaderijen de concurrentiestrijd verliezen met fabrieken gevestigd in landen met een minder streng veiligheidsbeleid.
De afgelopen 15 jaar heeft het SITS het veiligheidsbewustzijn in de industrie, luchtvaart en energiesector duidelijk vergroot. Veiligheidshelmen, achteruitrijsignalen en ander laaghangend fruit zijn nu in bijna alle bedrijven verplicht. Ook veiligheidscursussen, oefeningen, naleving en handhaving zijn professioneler geworden sinds invoering van het SITS.
Als je bij een staalfabriek of gascentrale mensen zonder een hand aan de leuning de trap op ziet lopen, zijn dat vrijwel altijd bezoekers. Eigen personeel weet wel beter. Direct bij de ingang worden zij via grote borden dagelijks geattendeerd op het aantal dagen sinds het laatst gemelde incident. Een goeie reminder om ook deze werkdag weer extra op te letten.
‘Het SITS-waterbed verzekert nu eenmaal een vaste hoeveelheid ellende’
Achteraf bezien stond de EU binnen het SITS jarenlang onnodig veel letsel toe. Na de kredietcrisis 2008 zakte de vraag naar energie en industriële producten in en overspoelde het handelssysteem met ongebruikte incidentrechten. Het duurde tot 2017 voor de marktprijs van deze rechten eindelijk weer aantrok. Inmiddels is het in kolencentrales weer echt lucratief om jaarlijks duizenden noodlottige ongevallen te voorkomen. In de meeste industriële bedrijven en sowieso in de luchtvaart is dergelijk laaghangend fruit echter wel geplukt. Hier is een veel hogere prijs nodig om het grote leed dat resteert te beperken.
Hoewel het SITS jarenlang geen enkele prikkel bood om veiliger te werken, gold het veiligheidsincidentenhandelssysteem wel regelmatig als argument om ander veiligheidsbeleid niet in te voeren. De – op zich terechte – redenatie was daarbij steeds dat aanvullend nationaal veiligheidsbeleid de ellende alleen maar zou verplaatsen naar buiten de landsgrenzen.
Een gebroken teen is een gebroken teen
Als Nederlandse energiecentrales of baksteenfabrieken veiliger zouden werken dan zou dat bijvoorbeeld Poolse kolencentrales of Italiaanse staalfabrieken juist toestaan om veiligheidsmaatregelen af te zwakken.
Aanvullend Nederlands veiligheidsbeleid zou bovendien het vestigingsklimaat voor bedrijven in Nederland verslechteren, terwijl het aantal afgehakte vingerkootjes, stoflongen en verbrijzelde tenen in Europa er niets door zou dalen. Zo bezien had extra veiligheidsbeleid in Nederland alleen maar nadelen. De ongetwijfeld goedbedoelde grens aan het totaal aan incidenten en ongevallen in Europa was in de praktijk verworden tot een waterbed met behoud van ellende. Elke extra investering in meer veiligheid in het ene land lekte automatisch weg over de grens en veroorzaakte juist extra letsel in andere EU-lidstaten.
Ondanks deze tragische dynamiek bleef het vertrouwen in het SITS onverminderd groot. In Nederland werd het bestaan van het EU-plafond op letsel op zeker moment zelfs aangevoerd om 3 nieuwe kolencentrales te bouwen, die hooguit iets veiliger waren dan bestaande kolencentrales in binnen- en buitenland. De sluiting van bijzonder veilige kerncentrales in Duitsland en België werd ook goed gepraat via het SITS. De sluiting zou binnen de EU tenslotte geen netto veiligheidseffect hebben.
Meer ongevallen in Nederlandse steenkoolcentrales, Duitse bruinkoolcentrales of Belgische gascentrales is weliswaar niet goed voor nationale statistieken maar elders leidt de toename in Nederlandse, Duitse en Belgische bedrijfsongevallen juist tot extra veiligheid. Zo bezien is het veroorzaken van extra ongevallen in eigen land bijna een vorm van barmhartigheid.
*Het Europese Safety Incident Trading System bestaat niet
Gelukkig lopen Nederlandse politici, vakbonden en individuele werknemers niet het risico elders in Europa letsel te veroorzaken als zij in eigen land pleiten voor strengere Arbowetgeving of effectiever bedrijfsveiligheidsbeleid. Gelukkig lopen bestuurders, handhavers, artsen en verplegers niet het risico Spanjaarden of Zweden indirect schade te berokkenen als zij in Nederland incidenten voorkomen of blijvend letsel beperken. Het Safety Incident Trading System is een verzinsel.
Niet idioot maar ook zeker niet ideaal
Wel kent Europa een Emissions Trading System (ETS). Binnen dit emissiehandelssysteem verdelen de Europese industrie, luchtvaart en energiesector een afnemend aantal rechten om CO2 uit te mogen stoten.
Net zoals een gebroken teen overal in de EU een gebroken teen is, is een ton CO2-uitstoot waar dan ook in de EU een ton CO2 extra in de atmosfeer. Wanneer je als overheid wenst dat bedrijven iets niet doen dan is rechten verdelen onder diezelfde bedrijven om datgene wat je wil voorkomen juist wel te doen een wonderlijke omweg. Hoe wonderlijk ook, handel in schaarse rechten op dat wat je wil voorkomen kan noodzakelijk zijn omdat directer en effectiever beleid politiek of maatschappelijk (nog) niet haalbaar is. Je creëert echter onherroepelijk de hierboven beschreven waterbeddynamiek.
Er kan in de politiek zoveel meer
De politieke gereedschapskist bevat meer dan emissiehandel
Het is mooi dat landen binnen Europa besloten hebben om samen te werken aan klimaatbeleid. Klimaatverandering overstijgt nationale belangen. In de strijd tegen CO2-uitstoot beschikken beleidsmakers gelukkig over vele instrumenten:
- Ontwikkelen. CO2-reductie heeft het grootste deel van onze geschiedenis niet op de agenda gestaan. Technologie en gedrag zijn geoptimaliseerd op maximaal welzijn tegen de laagste kosten. De nieuwe insteek is maximaal welzijn tegen de laagste CO2-uitstoot en dán de laagste kosten. Universiteiten en onderzoeksinstituten moeten aan de bak met R&D om alles dat van belang is en blijft in het leven te optimaliseren op dit nieuwe doel. Overheden moeten sturen op fundamenteel en toegepast onderzoek in lijn met dit nieuwe doel;
- Faciliteren. We stellen nieuwe eisen en vragen aan bestaande industrie, luchtvaart en energieproductie. Evenzo aan burgers, forensen en huiseigenaren. Daar horen nieuwe voorwaarden, nieuwe infrastructuur en nieuwe wet- en regelgeving bij. Bedrijven moeten processen die nog op kolen en gas draaien over kunnen schakelen op elektriciteit of waterstof. Bedrijven moeten vergunningen verkrijgen op nieuwe installaties en sloop van wat nieuwe installaties in de weg staat. Overheden moeten het de markt mogelijk en liefst makkelijk maken om nieuwe doelen te halen;
- Verbieden. Het effectiefste en meest botte instrument om CO2-uitstoot te in te perken is een verbod en strikte handhaving daarop. Een verbod op de uitstoot zelf is (nog) niet reëel, inlossen van teveel eerste levensbehoeften gaat nog gepaard met CO2-uitstoot. Gerichte verboden zijn wel haalbaar, mits tijdig afgekondigd. Gloeilampen zijn bijvoorbeeld verboden zonder dat verlichting ooit schaars werd. Gebruik van extreme fluor-broeikasgassen in koelkasten en airco’s is na 2025 verboden. Het gebruik van steenkool voor elektriciteitsproductie is in Nederland vanaf 2030 verboden;
- Ontmoedigen. Heffingen en accijnzen ontmoedigen ongewenst gedrag. Belastingen op fossiele brandstoffen en energiegebruik in het algemeen zijn wereldwijd gangbaar, al lopen de tarieven uiteen. Onder meer Noorwegen en Nederland heffen specifiek belasting op industriële CO2-uitstoot. Een belasting is een wendbaar instrument; Als een doel nog niet bereikt wordt, verhoog je het tarief. Natuurlijk zijn daaraan wel grenzen; Een belasting die eerste levensbehoeften onbetaalbaar maakt, is even onwenselijk als een verbod op eerste levensbehoeften;
- Stimuleren. Subsidies en fiscale kortingen zijn de tegenpool van belastingen, ze bemoedigen gewenst gedrag. Vrijwel alle EU-lidstaten stimuleren hernieuwbare energie, elektrisch rijden en energiebesparing met subsidies en/of belastingaftrek. In Nederland komt ook CO2-reductie in de industrie inmiddels in aanmerking voor specifieke subsidie. Ook stimulering is wendbaar, al biedt ook de hoogste subsidie geen garanties;
- Verplichten. Verplichtingen zijn de tegenpool van verboden. In de basis even bot en even effectief. Europa kent verplichtingen om stofzuigers zuiniger te maken en de uitstoot van personenauto’s te verlagen en Europa verplicht individuele lidstaten een minimumaandeel hernieuwbare energie op te wekken;
- Cap and trade. Emissiehandel staat ook bekend als cap and trade. Het instellen van een uitstootplafond en het uitdelen/veilen van emissierechten voor hele sectoren leidt tot concurrentie op CO2-intensiteit, in het geval van het Europese ETS zelfs over 3 sectoren. Voordeel is dat de maximale uitstoot voor alle betrokken sectoren samen vastligt, nadeel is dat eenvoudige (en dus goedkope) opties voor CO2-reductie voorkomen dat een prikkel ontstaat om aan complexere (en dus dure) CO2-reductie te beginnen;
Verwacht geen wonderen als alleen emissiehandel politiek haalbaar is
Er is geen doorslaggevende reden om in de strijd tegen klimaatverandering specifiek voor één van de bovengenoemde instrumenten te kiezen. Mits goed afgesteld zijn alle instrumenten complementair inzetbaar. Dat de Europese Unie inzake de industrie en luchtvaart alle ballen op emissiehandel gooit is niet uit luxe. In Europa is in de jaren ’90 gewerkt aan een directe belasting op CO2-uitstoot voor de industrie en energiesector. Het bleek een brug te ver.
CO2-reductie stilgevallen
Zeker destijds was de industrie een belangrijke werkgever in vrijwel alle Europese lidstaten. De invloed van de maakindustrie op de politiek was helaas te sterk om een CO2-heffing ingevoerd te krijgen.
Figuur 1 (Bron: CBS)
Het ETS was als politiek compromis wel haalbaar, al hadden dezelfde tegenkrachten ook daar hun invloed; Ruimhartig verstrekte gratis emissierechten houden de industrie goeddeels buiten schot. Dat is liefst 15 (!) jaar later nog steeds het geval.
Natuurlijk moet je in de politiek altijd pragmatisch zijn. Vaak ook geduldig. Het ETS is voor de optimist tenminste het begin van klimaatbeleid. Die optimist zit er echter naast. Soms is géén compromis beter dan het hoogst haalbare compromis.
Als het ETS ergens het begin van aankondigde dan is dat het begin van een lange pauze van de CO2-reductie in de Nederlandse industrie. Sinds 1990 daalde de uitstoot in de industrie 20 jaar lang gestaag met in totaal zo’n 30 megaton (35%, zie figuur 1). Sinds 2009 is deze trend voorbij. Terwijl het belang van klimaatbeleid steeds duidelijker werd de afgelopen jaren, is de industriële uitstoot in Nederland tussen 2009 en 2019 slechts 0,3 megaton (0,5%) gedaald.
Je kunt nog 20 keer trots vertellen dat de Nederlandse industrie de meest efficiënte industrie van de wereld is; géén CO2-reductie in de afgelopen 10 jaar is niet acceptabel. Je kunt nog 40 keer pochen dat de productie toenam terwijl de CO2-uitstoot stabiel bleef; géén CO2-reductie in de afgelopen 10 jaar blijft onacceptabel.
Als klimaatbeleid dreigt, trek dan een blik Poolse kolencentrales open
Elke keer dat klimaatbeleid met tanden dreigde voor de Nederlandse industrie, duwden CEO’s, vakbonden en politici de Poolse kolencentrales het toneel op. Strenger klimaatbeleid, bijvoorbeeld een extra CO2-heffing voor Nederlandse staalfabrieken en raffinaderijen maakt dat emissierechten vrijvallen. Als je baksteenfabrieken of aluminiumsmelters subsidie verleent om CO2-uitstoot te beperken dan vallen nog meer emissierechten vrij. Als emissierechten vrijvallen, stijgt het aanbod en daalt dus de prijs van deze rechten. Als de prijs van CO2-rechten daalt, is produceren van elektriciteit in oude kolencentrales rendabeler.
Het waterbed is geen natuurwet
De CO2-uitstoot die bij Tata in IJmuiden met pijn, moeite, subsidie en/of banenverlies bespaard zou zijn, was in een Poolse kolencentrale alsnog de lucht ingevlogen. Het klopt helemaal. Dat is het waterbed van ellende.
Gelukkig is het waterbedeffect geen natuurwet. Het is beleid. Beleid kun je bijsturen. Om in de context van het ETS op nationaal niveau de CO2-reductie te versnellen zonder banenverlies en zonder dat Poolse kolencentrales meer CO2 uitpuffen, moet je drie dingen doen om het speelveld gelijk te houden; Een CO2-heffing invoeren als prikkel om sneller te verduurzamen, een subsidie invoeren om die verduurzaming te betalen én de vrijkomende emissierechten opkopen en annuleren.
Natuurlijk is het niet fraai om én een extra belasting te heffen én te subsidiëren én rechten op te kopen om het effect van het Europese klimaatbeleid te neutraliseren. Het alternatief is echter 10 jaar pauze in de CO2-reductie in eigen land. Die pauze lijkt goed voor onze industrie maar het zal desastreus blijken als het uitstootplafond onder ETS straks verder daalt.
Ook deze verkiezingen dreigen we onze industrie tekort te doen. Nederland lijkt Poolse kolencentrales net als de afgelopen 15 jaar nog steeds als doorslaggevend te accepteren in elke discussie over industriepolitiek. Pijnlijk. Het waterbedeffect is niet irrelevant, maar zou het begin van een goed gesprek moeten zijn. Niet de conclusie.
CO2 is CO2, maar het maakt wel uit waar je CO2-uitstoot bespaart
Dat elke megaton CO2 in Europa uitgestoten dezelfde impact heeft op het wereldklimaat is waar maar ook een drogreden. Het maakt wel degelijk uit of je een megaton CO2-uitstoot voorkomt in een kolencentrale of in een staalfabriek. Een megaton CO2 minder bij een staalfabriek is veel complexer, veel duurder en dus veel meer waard.
Kolencentrales zijn ons kleinste probleem
Een megaton CO2 in een Poolse kolencentrale voorkomen is supermakkelijk en supergoedkoop. Dat konden we in 1990 al lang, in 2005 nog beter en vandaag helemaal zonder enige pijn en moeite.
Elektriciteit uit kolencentrales kunnen we al 70 jaar betaalbaar vervangen door elektriciteit uit gascentrales, al 50 jaar door elektriciteit uit kerncentrales, al 30 jaar met CO2-opslag en al 10 jaar betaalbaar met wind- en zonneparken. Het was en is haalbaar om CO2 uit kolencentrales te vermijden met het botste instrument; een verbod. Dat Nederland dat in 2030 doet is mooi maar rijkelijk laat en pijnlijk solistisch. Als de Europese Unie serieus had doorgepakt bij de gesprekken in de vroege jaren ’90 over Europees klimaatbeleid dan was elektriciteitsproductie met bruin- en steenkool in 2005 verboden geweest.
Een verbod op kolenverbruik in de staalproductie was in 2005 nog niet haalbaar en is dat ook vandaag nog niet. We hebben staal nodig om windturbines, hoogspanningsmasten en elektrolysers te bouwen en de enige betaalbare optie om ijzererts tot staal om te vormen is 15 jaar na invoering van het ETS nog steeds het oeroude hoogovenproces. Nederland en heel Europa hadden 15 jaar kunnen investeren in revolutie in de staalproductie maar Nederland en Europa waren 15 jaar te bang voor het effect dat effectief klimaatbeleid zou hebben op Poolse kolencentrales. Een effect dat is gecreëerd door de EU zelf.
Eenmaal ingevoerd gaf het waterbed van ellende altijd hoop op betere tijden, altijd hoop op de markt die alles op zou lossen. Nu zijn we 15 jaar verder en is die hoop er nog steeds. Jazeker heeft het ETS inmiddels belangrijke ontwikkelingen en aanscherpingen doorgemaakt, maar de Poolse kolencentrales dingen nog altijd mee om de emissierechten. Het argument dat welk effectieve klimaatbeleid voor de energiesector, industrie en luchtvaart dan ook kan resulteren in extra CO2-uitstoot in Poolse kolencentrales is nog altijd van kracht. Nog altijd valide. Nog altijd tragisch. Nog altijd stupide.
Niets liever dan een Europese aanpak, maar dan nu ook echt aanpakken
Ook deze verkiezingscampagne pleiten partijen voor de Europese aanpak voor industrieel klimaatbeleid. Daarmee bedoelen ze; laat de markt zijn werk doen, laat het ETS op zijn beloop. Dat is geen aanpak. Dat is net als de afgelopen 15 jaar vooral hopen dat complexe problemen zich vanzelf oplossen. Klimaatbeleid is te belangrijk om op één instrument te vertrouwen.
Benut de hele gereedschapskist
Pleiten voor een sterker Europees emissiehandelssysteem als onderdeel van de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen is als een ezel die zich op de verkeerde plek en op het verkeerde moment stoot aan dezelfde steen.
Natuurlijk is een Europese aanpak voor klimaatbeleid belangrijk. Klimaatbeleid alleen in Nederland is geen klimaatbeleid. Maar er is Europees klimaatbeleid, en er wordt gewerkt aan beter Europees klimaatbeleid. Vergeet tijdens de Nederlandse verkiezingen even het ETS. Met de Poolse kolencentrales komt het echt goed. Schets de kiezer een overtuigend pad hoe we de sterke Nederlandse industrie die is geoptimaliseerd voor een economie zonder klimaatverandering zo snel mogelijk ombouwen naar een industrie die kan overleven met uiteindelijk netto nul CO2-uitstoot.
Vergeet de Poolse kolencentrales. Laat zien dat het je wat uitmaakt dat Nederlandse bedrijven voortbestaan. Toon dat je het belangrijk vindt dat Nederland bijdraagt aan juist de moeilijkste stappen in de mondiale energietransitie. Vertel wat je wel aanpakt met belastingen, verplicht borden met de CO2-uitstoot van gisteren bij de ingang van elke fabriek, zet uiteen waar een subsidie nodig is, maak duidelijk op welke faciliteiten welk bedrijf op welk moment mag en moet vertrouwen, beloof desnoods dat je ETS-rechten gaat opkopen om niet elders CO2-uitstoot te veroorzaken.
Besef dat het ETS-waterbed geen natuurwet is. Het is allerminst zeker dat het ETS tot 2050 standhoudt. Ooit klinkt handel in het recht om CO2 uit te stoten misschien net zo maf als handel in het recht op het veroorzaken van letsel. Bedrijf politiek alsof het nu al zover is. Neem klimaatbeleid serieus. Benut de hele politieke gereedschapskist. Hij is er niet voor niets.
Imagecredit: Eigen foto.
Wie woonlastenneutraal garandeert, oogst een VT-Wonensubsidie
Nastuh Abootalebi, via Unsplash Public Domain
De CO2-uitstoot in Nederland moet zo snel mogelijk naar netto nul. Ook in de gebouwde omgeving. Een brede Kamermeerderheid van 92 zetels wil garanderen dat dit voor alle huishoudens woonlastenneutraal gebeurt.
Woonlastenneutraal is en blijft een verstandig streven
De renovatie van elk tochtig huis met enkel een ketel op aardgas tot een gezond geïsoleerd huis dat aardgasvrij (of aardgasvrij-ready) is, kost geld. Na de renovatie zal het energieverbruik in hetzelfde pand als het goed is aanmerkelijk lager liggen. De energierekening dus ook.
In een aantal gevallen is de energierekening zoveel lager dat de maandelijkse extra kosten gerelateerd aan de financiering van de duurzame renovatie precies zo groot zijn als de financiële besparing op de energierekening. De verduurzaming is in dat geval woonlastenneutraal uitgevoerd. Zonder dat bewoners extra geld kwijt zijn, leven ze een aantal labelstappen duurzamer.
Het hierboven beschreven scenario was in het klimaatakkoord opgenomen als streven. Precies woonlastenneutraal zal vrijwel nergens lukken maar het is altijd een verstandig richtsnoer. De intentie om de kosten voor een renovatie in balans te houden met de besparing op de betreffende energierekening, dwingt om sober en doelmatig te investeren in CO2-reductie. Belangrijk, het gaat tenslotte om bijna 8 miljoen woningen. Woonlastenneutraliteit is een mooi streven, kortom.
Aangenomen Motie Beckerman garandeert woonlastenneutraliteit
Aangespoord door afkalvend draagvlak voor aardgasvrij en opgehitst door berichten dat de eerste duurzame renovaties in proefwijken aardig in de papieren lopen, voelde de Nederlandse politiek zich meer en meer geroepen bewoners gerust te stellen. Met de verkiezingen al aan de horizon plaatste Sandra Beckerman (SP) in oktober 2020 een tactische motie. Ze wilde het streven naar woonlastenneutraliteit omvormen tot een garantie op woonlastenneutraliteit bij verduurzaming.
SP vindt steun bij o.a. VVD, FvD en CDA
Liefst 11 van de op dat moment 16 fracties in de Tweede Kamer stemden voor. Alleen de PVV, D66, GroenLinks, PvdD en Van Kooten-Arissen zagen de door Beckerman geformuleerde garantie niet zitten.
Als de met 92 stemmen aangenomen motie de komende 30 jaar wordt uitgevoerd dan is elke Nederlander verzekerd van een verduurzaming die hem als bewoner effectief niets kost. Elke bewoner van een huis is echter ook belastingbetaler en betaalt zo alsnog de verduurzaming, mogelijk aanmerkelijk meer dan als de woonlastenneutraliteit een streven was gebleven. Dat legt nogal een hypotheek op de haalbaarheid en betaalbaarheid van het Nederlandse klimaatakkoord.
Of de garantie het draagvlak voor verduurzaming vergroot is daarbij nog maar de vraag.
Wat telt als woonlasten, en over welke periode geldt de garantie?
Tot de woonlasten behoren huur, hypotheek, energie, belastingen, verzekeringen en onderhouds- en servicekosten. Woonlastenneutraal betekent dat de som van de woonlasten voor de renovatie gelijk is aan de som na de renovatie. Wat betekent dat bijvoorbeeld voor huiseigenaren die een verduurzaming uit spaargeld financieren? Welke terugverdientijd hanteert de overheid in dat geval bij de garantie op woonlastenneutraliteit?
En welk deel van een renovatie telt als verduurzaming? Wat telt als regulier onderhoud, voor rekening van de bewoner? En nemen we de woonlasten bij de huidige prijzen van aardgas als referentie of bij de verwachte kosten voor aardgas in 2035? Woonlastenneutraliteit lijkt een helder begrip maar het is al snel aan interpretatie onderhevig. Zo lang het om een streven gaat is die interpretatie een zaak van de bewoner. Met de garantie op woonlastenneutraliteit is het een zaak van de overheid.
De overheid zal een verschil tussen investering en besparing op energiekosten moeten subsidiëren. Om doelmatig en rechtvaardig te kunnen subsidiëren, moet de overheid voor elke investering bepalen of deze subsidiabel is én in de jaren daarna volgen wat het effect op de woonlasten is geweest. De garantie op woonlastenneutraliteit staat garant voor theater.
Gegarandeerd 30 jaar lang een heerlijke chaos
In de proefwijken is net geleerd dat aardgasvrij in elke woning maatwerk vergt. Een groot aantal partijen pleit er deze verkiezingscampagne bovendien voor om de wijkaanpak alweer los te laten. Bewoners moeten volgens die partijen de vrijheid houden zelf te bepalen in hoeveel stappen en op welk moment zij hun woning verduurzamen.
Laten we aannemen dat eigenaren van 8 miljoen woningen gemiddeld in 3 stappen afscheid nemen van aardgas. Voor 2030 de meest lucratieve isolatie, voor 2040 een hybride warmtepomp en vloerverwarming en tot slot voor 2050 definitief afscheid van aardgas ten gunste van een volledige warmtepomp, een waterstofketel of toch een warmtenet.
Bonnetjes, bonnetjes, bonnetjes
Laten we aannemen dat deze huiseigenaren per stap gemiddeld 3 facturen declareren bij een subsidieaanvraag in het kader van de garantie op woonlastenneutraliteit.
Dat zijn dan 72 miljoen facturen in totaal de komende 30 jaar. Tot 2050 dagelijks ruim 6.500 facturen op basis waarvan een ambtenaar moet bepalen of de staat voor de kosten moet opdraaien. Stel dat je 1.000 gespecialiseerde ambtenaren à €100.000 per jaar nodig hebt om dagelijks 6.500 facturen te beoordelen: € 3 mrd extra kosten tot 2050.
Wanneer de eerste spijt van de garantie op woonlastenneutraliteit?
Tussen de facturen zullen brave declaraties en heldere afwijzingen zitten; iemands oom Henk zal proberen zijn man-cave te verwarmen net een 120 inch flatscreen als IR-paneel. Veel lastiger zijn de twijfelgevallen; als de buurman zijn keuken uit 1997 sloopt om een voorzetwand te plaatsen, komt de nieuwe keuken dan in aanmerking voor subsidie? Voor welk deel?
Zo is aardgasvrij pas echt duur
Als de buurvrouw een ongeïsoleerd dak vervangt voor een modern geïsoleerde dakkapel, welk deel van de investering is dan voor eigen rekening en welk deel voor kosten van de staat?
Stel dat je je enkelglas laat zitten en gevoerde verduisterende gordijnen opvoert als isolatiemaatregel? Wat als je ‘s winters graag dobbert in je buitenzwembad en je vervangt de gasketel door een elektrodeboiler? Wat als een knappe bril op een witte prins een tochtig grachtenpand met subsidie omkat tot 23 all-electric studio’s volgens de laatste VT-wonentrends?
Stel dat het, zoals door het Economisch Instituut voor de bouw voorgerekend, inderdaad gemiddeld € 40.000 kost om een woning duurzaam aardgasvrij te maken. Stel dat je de helft daarvan zeker terugverdient en de andere helft misschien?
Stel dat iedereen die zijn woning duurzaam laat renoveren zich zelf daar voor een beetje beloond en gemiddeld slechts een half procent naar zich toerekent: €16 mrd onterecht gegunde subsidie. Stel dat alle aannemers en leveranciers die deze grote taak tot 2050 uitvoeren in het kader van de woonlastenneutrale subsidie de vrijheid nemen om de marge met gemiddeld slechts 2% te verhogen: €64 mrd extra onterecht gegunde subsidie.
De ophef over de ongelukkige bijtellingsregeling – die verwerd tot een financiering van €6 mrd voor sjoemeldiesels met een fopaccu – kan wel eens verbleken bij ophef die over een jaar of zes oplaait naar aanleiding van de garantie op een woonlastenneutrale verbouwing voor iedereen. Maar moeten we daar nu net voor de verkiezingen al een punt van maken?
Imagecredit: Nastuh Abootalebi, via Unsplash Public Domain
Kernenergie levert 0 tot 12% van de CO2-reductie tot 2050
Jesiel Rubio, via Unsplash Public Domain
Het gaat ook deze verkiezingen goed mis qua klimaat. Waar klimaat in 2017 überhaupt geen rol speelde, is alle complexiteit die samen energietransitie heet in 2021 teruggebracht tot de vraag of partijen voor of tegen kernenergie zijn.
Nucleaire welles-nietes op repeat
Nederland stootte in 2019 in totaal 182,5 megaton CO2-equivalent aan broeikasgassen uit. Als Nederland de komende 30 jaar elk jaar evenveel uitstoot als in 2019 dan telt dat op tot 5.475* megaton.
De opgave voor Nederland is om de uitstoot jaar op jaar gestaag af te bouwen, tot netto nul in 2050. Dat is nogal een uitdaging. Kernenergie kan helpen bij deze uitdaging, daarover kan geen twijfel bestaan. Kernenergie kan een betaalbaar onderdeel van de oplossing zijn. Maar wat er ook gebeurt, kernenergie is hooguit een onderdeeltje van de oplossing.
Kernenergie is niet onmisbaar en niet doorslaggevend
De aandacht die kernenergie nu krijgt, is totaal overtrokken. Kernenergie is geen makkelijke oplossing voor ons klimaatprobleem, zelfs geen makkelijke oplossing voor een deel van het klimaatprobleem.
Het is niet een kwestie van willen
Zelfs als 17,5 miljoen Nederlanders vol overtuiging eisen dat Nederland voor 2030 een kerncentrale bouwt dan dan nog is er geen enkele zekerheid dat Nederland voor 2030 een nieuwe kerncentrale in gebruik kan nemen.
De Verenigde Staten, Frankrijk en Groot-Brittannië hebben decennia ervaring met kernenergie en investeerden miljarden in nieuwe kerncentrales. Toch lukte het deze landen sinds 2000 niet om niet om binnen 10 jaar van een concreet plan tot operationele kerncentrales te komen. In Nederland bestaat nog geen concreet plan voor een kerncentrale.
Als Nederland er wonderwel toch in slaagt voor 2030 een nieuwe kerncentrale in gebruik te nemen, is dat mooi. Emissievrije elektriciteit is belangrijk voor warmtepompen, elektrische auto’s en waterstoffabrieken. Een kerncentrale is echter geen alternatief voor in warmtepompen, elektrische auto’s en waterstoffabrieken. Een kerncentrale is ook geen alternatief voor het afbouwen van de veestapel, het afvangen van CO2 uit staalfabrieken of het emissievrij maken van de luchtvaart.
Het enige dat een kerncentrale doet, is het produceren van emissievrije elektriciteit. Alle emissievrije elektriciteit is welkom, dus een kerncentrale is welkom. Een kerncentrale is echter geen must. Opwekken van emissievrije elektriciteit is ons kleinste probleem. Ook in de winter, zonder wind en zonder zon, is emissievrije elektriciteit opwekken te doen zonder kernenergie.
Als kernenergie zijn bijrol perfect speelt, blijft het een bijrol
De VVD is het meest concreet over kernenergie. In het Algemeen Dagblad van 23 september 2020 trapte kamerlid Mark Harbers verkiezingshype voor kernenergie af met het voorstel om 3 tot 10 kerncentrales te bouwen. Als vermogen per centrale is 1.000 megawatt genoemd. Harbers in het AD: “Het zou mooi zijn als de eerste schop rond 2025 in de grond gaat, zodat de eerste centrale in de jaren 30 geopend kan worden.’’
Stel dat echt alles goed gaat
Stel dat de VVD een coalitie meekrijgt voor de bouw van kerncentrales, hoeveel van de 5.475 megaton CO2eq-uitstoot die Nederland zonder klimaatbeleid tot 2050 zou uitstoten kan kernenergie dan voorkomen?
- Als in 2025 de schop de grond in gaat voor 10 kernreactoren tegelijk en we gaan uit van 5 jaar bouwtijd dan komt er in 2030 in totaal 10.000 megawatt aan nieuw nucleair vermogen in bedrijf;
- Uitgaande van jaarlijks 8.000 draaiuren op continu vermogen levert 10.000 megawatt aan nucleair vermogen jaarlijks 80 miljard kilowattuur. Tussen 2030 en 2050 telt dat op tot 1.600 miljard kilowattuur atoomstroom;
- Als Nederland verder niet investeert wind- en zonneparken dan vervangt deze atoomstroom elektriciteitsproductie in gascentrales, á 400 gram CO2-uitstoot per geleverde kilowattuur;
- In totaal voorkomt deze serie van 10 kerncentrales dan 640 megaton CO2-uitstoot, ofwel 12% van de 5.475 megaton CO2-uitstoot die Nederland tot 2050 zonder klimaatbeleid zou uitstoten.
Dit is de absolute bovengrens van wat kernenergie in Nederland kan beteken voor het klimaatbeleid tot 2050, zeker als Nederland verder geen klimaatbeleid voert. Zonder flankerend klimaatbeleid, zoals elektrificatie in de industrie, warmte en mobiliteit kan Nederland simpelweg niet meer atoomstroom verstouwen.
De bijrol van kernenergie is in werkelijkheid nog veel bescheidener
In de strijd tegen klimaatverandering telt elke bespaarde ton broeikasgas. Als Nederland er in slaagt inderdaad 10.000 megawatt aan kernreactoren in bedrijf te nemen in 2030 dan zou dat fantastisch zijn. Het gaat alleen niet gebeuren.
Wetten en praktische bezwaren
Nederland is een land van coalities. De VVD sluit samenwerking met de PVV uit. Daarmee is geen coalitie van 76 zetels denkbaar die zonder reserves voor kernenergie zal stemmen.
Een coalitiecompromis van 3 reactoren is met enig optimisme denkbaar, 10 reactoren in één keer aanbesteden gaat zeker niet gebeuren. De eerste schop de grond in in 2025 gaat ook niet gebeuren. Nederland is een land van rapporten, risicoaversie en besluiteloosheid. Nederland is een rechtstaat met vergunningsprocedures en bezwaartermijnen. Het is irreëel aan te nemen dat in 2025 alle lichten op groen staan voor een kerncentrale. Als de bouw in 2028 begonnen is dan zijn we lekker bezig.
- Drie reactoren tegelijk bouwen ligt niet voor de hand, maar laten we aannemen dat 3 reactoren van elk 1.000 megawatt gemiddeld in 2035 in bedrijf komen;
- Wederom uitgaande van jaarlijks 8.000 vollasturen leveren deze centrales 360 miljard kilowattuur tussen 2035 en 2050;
- Wederom uitgaande van verdringing van gascentrales komt dat aan 144 megaton CO2-reductie tot 2050. Tweeënhalf procent van de eerder genoemde 5.475 megaton totale uitstoot zonder klimaatbeleid.
Niet te verwaarlozen maar ook echt de hyperfocus niet waard
Het is mogelijk dat Nederland wegens succes in 2038 besluit tot de bouw van nog eens 3 kerncentrales, die dan in 2045 in bedrijf komen. Dat doet dan nog eens 48 megaton tot 2050. Het is ook mogelijk dat de bouw van de eerste 3 reactoren tegenvalt of überhaupt de eindstreep niet haalt. Een reële verwachtingswaarde van het zelfstandige aandeel van kernenergie in de CO2-reductie tot 2050 is 1 à 3 procent. Niet te verwaarlozen maar ook zeker niet zo doorslaggevend als door voorstanders geclaimd. Kernenergie slokt echt een belachelijke hoeveelheid tijd en aandacht op in de campagnes en debatten.
Het niet-kernenergiekonijn voor de formatie
Uitgaande van 3 lijsttrekkersdebatten per verkiezingsperiode en nog 8 kabinetten de komende 30 jaar heeft kernenergie met alleen al het RTL Debat van afgelopen zondag zijn evenredige portie zendtijd al ruimschoots gehad tot 2050.
Toch zal de rituele dans rond kernenergie tot 17 maart voortduren. Profileren aan de hand van de nucleaire welles-nietes werkt nu eenmaal voor zowel voor- als tegenstanders. Veel VVD’ers willen graag nóg een keer van Rutte horen dat kernenergie onmisbaar is, veel GroenLinksers van Klaver dat het duur en onwenselijk is. Ook voor organisators van debatten levert het de gewenste strijd. De kiezer heeft er niets aan, maar voor de kijker is het vermakelijk.
Net als in 2017 zal het pas tijdens de formatie echt over klimaatbeleid gaan. Net als in 2017 zal het tot verontwaardiging leiden dat de nieuwe coalitie ingrijpende maatregelen treft die tijdens de campagne niet aan bod zijn gekomen. Wie er ook gaat regeren, de nieuwe coalitie heeft de volgende golf weerstand voor het klimaatbeleid aan zich zelf te wijten.
*Correctie 11.00: Initieel rekende ik met 9.125 megaton. Slordige rekenfout, bedankt voor het melden.
Imagecredit: Jesiel Rubio, via Unsplash Public Domain