Transitie in de jaren ’60 als voorbeeld voor ons afscheid van aardgas
De energietransitie van de jaren ’60, van kolen naar aardgas, ging eenvoudig omdat Nederland toen volgzamer was. Bovendien ging iedereen erop vooruit. Het had alleen maar voordelen om van Nederland een Gasland te maken, toch?
Twijfels over de kosten, klachten over de ombouw
Transitieadviseur Sven Ringelberg bestudeerde de overgang op aardgas in de jaren ’60. In zijn boek De Nederlandse Aardgastransitie nuanceert Ringelberg het beeld dat de transitie naar aardgas ‘vanzelf’ ging. Een aantal leerpunten uit de aardgastransitie voor de huidige energietransitie.
Dit artikel is aangeleverd door Sven Ringelberg. Ook interesse in publicatie van een ingezonden artikel? Neem contact op.
Waarom aardgas in woningen?
Met de vondst van een grote hoeveelheid aardgas werd Nederland in 10 jaar tijd omgebouwd tot Gasland. Meer dan 5 miljoen kookapparaten werden omgebouwd, duizenden kilometers leiding aangelegd en bij vele huishoudens kwam men achter de voordeur. De beslissing om aardgas in woningen te gebruiken was niet vanzelfsprekend. Er was een actieve kolenmarkt en Shell zag meer in het verkopen van aardgas aan de bulkmarkt. Door een aantal slimme consultants vanuit de Esso werd de minister en later de Tweede Kamer overtuigd om aardgas in te zetten in de markten waar het meeste te verdienen was, waaronder huishoudens.
Nederlanders hadden namelijk een arme energievoorziening in huis. Slechts 5% van de huishoudens maakte gebruik van centrale verwarming en aan het comfort van kolen stoken viel veel af te dingen. Daarbij kwam dat in 70% van de Nederlandse woningen al gasleidingen aanwezig waren. Deze werden gebruikt voor de levering van stadsgas. Nederland leek hiermee rijp voor de grote uitrol van aardgas. Tel daarbij op de mogelijkheid om comfort te verbeteren, relatief goedkoop meer warmte af te nemen en een volgzaam volk en je bent er toch?
De uitrol van het aardgas
Een groot verschil met de aanpak in de jaren 60 en nu is dat er een duidelijke regierol was voor de rijksoverheid. Na de vondst van het aardgas werd eerst meer dan een jaar overlegd hoe dit aardgas het beste ingezet kon worden en werden een aantal hindernissen getackeld. Een sterke publiek/private samenwerking was het gevolg en stevige landelijke en regionale coördinatie. De keuze dat aardgas aangeboden zou worden en de buizen voldoende gedimensioneerd om in de toekomst meer afname (centrale verwarming) mogelijk te maken, die werd landelijk genomen. Gemeenten kregen te horen wanneer de leiding langs zou komen en wanneer het aardgas aangeboden kon worden aan bewoners.
En die bewoners dan? Die werden natuurlijk volledig ontzorgt, het was gratis en mensen waren niet zo mondig als nu. Dit perspectief klopt maar half. De meeste bewoners maakte gebruik van stadsgas om te koken. Het laten ombouwen van de kookapparaten of deze vervangen was voor de meeste bewoners de meest logische stap. Het alternatief was op elektra gaan koken of kolen. Beide waren duurder in zowel gebruik en aanschaf. De kosten voor het aardgas? Die zouden niet meer dan anders zijn en bij meer gebruik zelfs goedkoper.
Toch was acceptatie niet vanzelfsprekend. Gemiddeld kostte het bewoners 50-100 gulden, een flinke uitgave in die tijd, om over te schakelen op aardgas voor het koken. En alleen dit koken op aardgas was lang niet voldoende om de investeringen van de Gasunie terug te verdienen. Het was nodig dat het verbruik van aardgas in woningen een factor 10 zou toenemen! Maar de kolenkachel vervangen door een nieuwe gashaard, dat kwam neer op één maandsalaris, zo’n 400-500 gulden.
Gratis was de grote ombouw dus niet. Daarbij komt dat Nederlanders niet zomaar overtuigd waren van het magische gas. Uit interviews komt naar voren dat mensen twijfels hadden over de kosten, afhankelijk zijn van een monopolist en geen zin hadden in troep in huis. Een stevig gestandaardiseerde ombouw en aanleiding van aardgas in woningen was het gevolg. Het doel: De impact op huishoudens zo laag mogelijk houden. Binnen één dag moest alles geregeld zijn voor een gemiddelde bewoner. Op papier klonk dit goed, maar in de praktijk kreeg de ombouw in Amsterdam 300-500 klachten binnen per week, met hilarische klachten zoals: “Ik heb een vlam van anderhalve meter, kunt u daarop koken?”
Participatie en acceptatie tijdens de aardgastransitie
Makke mensen in de jaren 60?
Deze klachten gaven geen aanleiding tot protest, hoe komt dat? Een combinatie van slimme propaganda, gerichte participatie en behoefte aan meer welvaart bij de bevolking.
De geleide loonpolitiek werd meer losgelaten rond die periode en Nederlanders blijken graag, net als nu, hun extra inkomsten te willen investeren in hun woning. U heeft vast ook meerdere verbouwingen gezien in uw omgeving de afgelopen 12 maanden. Zo was de gashaard populair onder pasgehuwden die een eerste woning kregen.
Participatie was gerichter dan nu. De keuze dat er geïnvesteerd zou worden in aardgas, die was genomen. De participatie ging vooral over de implementatie en praktische vragen van bewoners, precies waar in de praktijk ook de meeste vragen over zijn. Vele kookcursussen op aardgas en vragenavonden waren het gevolg. Hierbij werden zelfs ‘aardgasgirls’ ingezet door de gemeente Amsterdam om huisvrouwen te ondersteunen bij het koken of de aanschaf van nieuwe aardgas kooktoestellen.
Benader mensen als consument en ze gedragen zich als consument
Een groot contrast met de aanpak nu was de reclame. Waar we nu veel tijd spenderen aan het berekenen van de kosten en woonlastenneutraal verdedigen ging het in de jaren 60 vooral over comfort, status en gemak. Kosten waren er, ook voor de huishoudens met de kleinste portemonnee, maar het aardgas voldeed aan behoeften. Waar we nu Nederlanders vooral als consumenten behandelen, lag er in de jaren 60 de nadruk op de burger. Onderzoek laat ook zien dat als je mensen als consumenten benaderd, ze zich ook zo gaan gedragen.
Makke mensen in de jaren 60? Ik denk het niet. Eerder een product waar behoefte aan was, een duidelijke rijksoverheid, slimme propaganda en participatie. Voor onze energietransitie kunnen we meer jaren 60 energie gebruiken.
Sven Ringelberg is adviseur bij Transitiepaden, Simpel Subsidie en werkt aan de verduurzaming van de bestaande woningbouw. Zijn boek is te koop via zijn website.
Imagecredit: Afbeeldingen aangeleverd door Sven Ringelberg.
CO2-opslag is onmisbaar onderdeel van klimaatbeleid geworden
Nicolas Comte, via Unsplash Public Domain
Follow the Money bracht 17 februari 2021 een stevig stuk over de lobby van olieconcerns voor CO2-opslag, vermomd als enthousiasme voor waterstof. Dat was natuurlijk olie op het vuur van de toch al laaiende weerstand tegen CCS.
CO2-opslag is nu onmisbaar, dankzij wanbeleid
Het stuk van Follow the Money is mij door een aantal mensen toegestuurd, soms met verzoek om een reactie. Zoals lezers die regelmatig naar WattisDuurzaam terugkomen weten, heb ik mij de afgelopen jaren ook verwonderd over het grote enthousiasme voor (groene) waterstof.
Ook mij is de grote overlap tussen partijen die pleiten voor groene waterstof en partijen die pleiten voor CO2-opslag niet ontgaan. Hoe het zover heeft kunnen komen dat Nederland irreële koploperdromen heeft op het vlak van groene waterstof laat ik aan de geschiedschrijvers. Bashen van Shell en co laat ik aan de partijen die zich daarin gespecialiseerd hebben.
We kunnen inmiddels echt niet meer zonder CO2-opslag
Wat ik in reactie op het stuk van Follow the Money wel (nogmaals) wil bekrachtigen, is dat Carbon Capture and Storage (CCS) een onmisbaar onderdeel van klimaatbeleid is geworden. Het was misschien mogelijk geweest om de opwarming van het klimaat te beheersen zonder CCS maar dan hadden we veel eerder en veel serieuzer moeten inzetten op CO2-reductie.
Het had technisch en economisch zonder CCS gekund
De milieuorganisaties en politieke partijen die op basis van wetenschappelijke argumenten al decennia pleiten voor een scherpe daling van ons verbruik van fossiele brandstoffen, hebben jarenlang terecht gesteld dat inzetten op CO2-opslag afleidt van precies die doelstelling.
Investeren in CO2-opslag in 1990 sloeg nergens op. Toen hadden we moeten investeren in fatsoenlijk geïsoleerde huizen, grootschalige bouw van kerncentrales en stevig beleid om auto’s zuiniger te maken. Investeren in CO2-opslag in 1995 sloeg nergens op. Toen hadden we moeten investeren in fatsoenlijk landbouwbeleid, grootschalige bouw van windparken en stevig beleid om de groei van de luchtvaart af te remmen. Investeren in CO2-opslag in 2000 sloeg nergens op. Toen hadden we moeten investeren in toekomstbestendige staalindustrie, grootschalige sluiting van kolencentrales en stevig beleid om CO2-uitstoot in de rest van de maatschappij economisch onaantrekkelijk te maken.
De keuze die rest is wanneer we het teveel aan CO2 gaan opslaan
Dat CO2-uitstoot een probleem is, is al decennia bekend. Met name in Europa en Noord-Amerika hadden we al voor 2000 een steile daling in het verbruik van fossiele grondstoffen moeten inzetten. Dat is niet gebeurd. Europeanen en Amerikanen hebben niet gehandeld naar wat volgens de wetenschap al die tijd al noodzakelijk is. Daardoor hebben we niet tijdig ingezet op opschaling van wind- en zonne-energie, kernenergie, elektrisch rijden, isoleren en alle andere deeloplossingen die CO2-uitstoot samen beperken. Daardoor zijn deze technologieën veel later concurrerend geworden met steenkool, aardgas en aardolie.
Daardoor hebben Europa en Noord-Amerika sinds 2000 twintig jaar een onacceptabel volume CO2 in de atmosfeer gebracht. Daardoor is een groot deel van het resterende ‘carbon budget’ opgebruikt. Daardoor hebben groei-economiën in Azië en Zuid-Amerika ons voorbeeld gevolgd en hun welvaart ook volledig opgebouwd rond fossiele bronnen.
Daardoor is de jaarlijkse CO2-uitstoot sinds 2000 niet scherp gedaald maar mondiaal nog zo’n 40% verder opgelopen. Daardoor is de kans dat we klimaatverandering beheersbaar kunnen houden zonder CO2-opslag volledig verkeken. Het is nu zeker dat negatieve emissies (CO2 onttrekken uit de atmosfeer en opbergen onder de grond) onderdeel moet zijn van onze aanpak om klimaatverandering te beheersen. De vraag die resteert is in welke volumes negatieve emissies nodig zullen zijn.
De keuze die nu voorligt is wanneer we de CO2 onder de grond stoppen. Doen we dat nu, nu het broeikasgas vrij geconcentreerd vrijkomt bij industriële grootverbruikers van steenkool, olie en aardgas? Of doen we dat eind deze eeuw als we de CO2 als verspreide losse deeltjes weer uit de atmosfeer moeten plukken? De laatste optie is aanmerkelijk energie-intensiever, aanmerkelijk kostbaarder en aanmerkelijk onzekerder.
Subsidie voor CCS is nu wenselijk, maar het blijft oppassen
Voor milieuorganisaties en groene partijen is het tijd om te accepteren dat CO2-opslag in de industrie – waar zij jarenlang volledig terecht tegen hebben gestreden – nu alsnog onmisbaar is geworden. Het is pijnlijk dat de olie- en gasconcerns die decennialang hebben gelobbyd om klimaatbeleid ineffectief te houden nu subsidie vangen voor de opslag van de eigen fossiele CO2-uitstoot. Toch is CO2-opslag inmiddels beter dan geen CO2-opslag. Zonder subsidie investeert de industrie echt niet in CO2-opslag. Dus is subsidie voor CO2-opslag wenselijk. Wenselijk geworden.
De windturbines, elektrische auto’s, spoorlijnen en isolatiematerialen die nodig zijn voor de schone economie van de toekomst, produceren we vanuit de fossiele economie van vandaag. CO2-uitstoot bij staal-, cement- en isolatiefabrieken is nog decennia onvermijdelijk. Deze CO2 die vrijkomt terwijl we investeren in de toekomst nu opvangen en nu opslaan is echt beter dan diezelfde CO2 rond 2070 proberen alsnog uit de atmosfeer te onttrekken.
Tegelijkertijd blijft het noodzakelijk om scherp te kijken welke partijen pleiten voor CO2-opslag. Net als in 1990, 1995 en 2000 kan een pleidooi voor CO2-opslag nog steeds een afleidingsmanoeuvre zijn. Een lobby om de houdbaarheid van fossiele verdienmodellen te rekken. Probeer als milieubeweging als vanouds fel te zijn op CO2-opslag die de facto uitstel van effectiever klimaatbeleid betekent. Strijdt tegelijkertijd mee voor CO2-opslag die in lijn ligt met netto nul CO2-uitstoot medio deze eeuw. Het is niet makkelijk die switch te maken. Het is niet makkelijk die nuance te benadrukken.
Toch zal het moeten. De milieubeweging weet als geen ander hoe kwalijk het is als partijen met invloed op beleidsmakers klimaatwetenschap negeren. De klimaatwetenschap pleit nu voor CCS.
Imagecredit: Nicolas Comte, via Unsplash Public Domain
Synthetische kerosine uit blauwe waterstof voor onze blauwe trots?
Op 8 februari 2021 vierden KLM, Schiphol, Shell en VVD-minister Cora van Nieuwenhuizen van Verkeer en Waterstaat de primeur van een vlucht op synthetische kerosine. Op een KLM-vlucht van Schiphol naar Madrid werd 500 liter bijgemengd.
Drie badkuipen verkiezingskerosine
Gelukkig voelde vrijwel iedereen aan dat deze primeur prettig samenviel met de presentatie van pijnlijke jaarcijfers van KLM, taaie gesprekken over een nieuw steunpakket voor onze blauwe trots en de verkiezingscampagne.
Dat neemt niet weg dat ontwikkeling van synthetische brandstoffen van belang is. Ook als de mondiale CO2-uitstoot later deze eeuw netto nul is, blijven we reizen. Voor intercontinentale reizen blijft vliegen de beste optie en voor mensen met haast blijft een vliegtuig met straalmotoren aantrekkelijker dan een toestel met elektrisch aangedreven propellers. Er blijft kortom behoefte aan een duurzame luchtvaartbrandstof, zoals kerosine.
Shell produceert in Qatar al jaren synthetische brandstoffen uit aardgas
Technisch was dit geen grote doorbraak
De 500 liter synthetische kerosine, gebrouwen in een half jaar, is natuurlijk op zijn best een pril begin van een pril begin van wat ooit een deel van een duurzame oplossing kan zijn voor een deel van onze reislust.
De tanks van de Boeing 737-800 waarmee KLM de vlucht uitvoerde kunnen samen 26.000 liter brandstof aan. Als Shell op dat volume 500 liter appelstroop had bijgemengd dan had het toestel Madrid vermoedelijk ook gehaald. Waarschijnlijk was de certificering van de brandstof de echte primeur. Technisch zijn synthetische brandstoffen in ieder geval geen nieuws.
De technische bouwstenen voor de productie van kerosine uit emissievrije elektriciteit, water en afgevangen CO2 waren al voor handen. Waterstof produceren met elektriciteit kon al. CO2 afvangen uit schoorstenen of biovergisters kon al. Waterstof en CO2 laten reageren tot een synthetische brandstof met de eigenschappen van kerosine kon al. De technische primeur was hooguit het combineren van deze bewezen stappen. Geen doorbraak.
In Qatar produceert Shell sinds 2011 op grote schaal kerosine en andere vloeibare brandstoffen uit waterstof en koolstof. De Pearl Gas to Liquids (GTL)-raffinaderij nabij Doha wint de waterstof en koolstof uit fossiel aardgas, in plaats van uit water en afgevangen CO2. Verder is de primeur van 8 februari 2021 identiek aan het GTL-proces dat al op grote schaal operationeel is.
Beschikbaarheid van emissievrije water- en koolstof is het probleem
Met de prijs komt het wel goed, vliegen mag wat kosten
Hoewel bewezen en technisch haalbaar is duurzame synthetische kerosine nog lang geen antwoord op de aanzwellende roep om een duurzame luchtvaart. In de uitingen van Shell, KLM en het ministerie ligt de nadruk op het verlagen van de (nu nog) hoge kosten van dit proces.
“Het is een belangrijke eerste stap en samen met onze partners moeten we nu opschalen, versnellen en het commercieel haalbaar maken”, zegt Marjan van Loon, directeur Shell Nederland. Natuurlijk is het proces op deze kleine schaal nog duur maar opschalen alleen is geen oplossing. De belangrijkste bottleneck voor de groei van synthetische kerosine is de beschikbaarheid van emissievrije waterstof en klimaatneutrale CO2.
De productie van beide basisgrondstoffen vergt enorm veel emissievrije energie, het energetisch rendement van alle omzettingen om tot duurzame kerosine te komen is laag en het volume fossiele kerosine dat de luchtvaart er doorjaagt is gigantisch. Het is daarmee zeker dat synthetische kerosine op korte termijn, zeg voor 2030, niets doet voor de CO2-uitstoot van de luchtvaart. Alleen minder vliegen helpt. Van die harde waarheid mag deze primeur in verkiezingstijd niet afleiden.
Hyperinflatie van het begrip blauwe waterstof
Op 8 februari en de dagen daarna was ik te druk voor een stukkie. Inmiddels had de primeur wat mij betreft ook al genoeg positieve en negatieve aandacht gehad. Ik had me voorgenomen om later dit jaar eens goed de tijd te nemen voor een beschouwing op de kansen en tijdlijnen voor synthetische kerosine binnen de verduurzaming van de luchtvaart.
Dit weekend kwam echter het promofilmpje van de synthetische primeur voorbij in mijn Youtube-tijdlijn. Daarin viel vooral de bijdrage van Marjan van Loon, directeur Shell Nederland, op (eerste filmpje hierboven, vanaf 3.30): “Door blauwe waterstof te combineren met gerecyclede CO2 kun je een vliegtuigbrandstof maken met een lagere carbon footprint. Als later meer groene stroom beschikbaar komt dan kunnen we de blauwe waterstof vervangen voor groene waterstof.”
CO2 afvangen en direct hergebruiken?
Blauwe waterstof is in de volksmond waterstof geproduceerd uit fossiel aardgas, waarbij de vrijkomende fossiele CO2 wordt opgeslagen in bijvoorbeeld lege gasvelden.
De chemische formule van aardgas is bij benadering CH4, ofwel elk gasmolecuul bevat 1 deeltje koolstof op 4 deeltjes waterstof. Kerosine bestaat uit een mix van veel grotere koolwaterstofmoleculen, zeg bij benadering C14H30. Elk deeltje koolstof in kerosine staat dus gelijk aan ruwweg 2 deeltjes waterstof. Om uit blauwe waterstof – gemaakt uit aardgas – kerosine te maken moet er dus meer koolstof bij dan er uit het aardgas vrijkomt. Shell kan die CO2 uit andere processen op de raffinaderij afvangen en direct hergebruiken, wat op zich mooi is. Er wordt echter zeker geen CO2 opgeslagen als Shell kerosine gaat maken uit blauwe waterstof. Er is dus überhaupt geen sprake van wat in de volksmond blauwe waterstof heet.
Kerosine maken uit blauwe waterstof betekent in dit geval dus kerosine maken uit aardgas zonder CO2-opslag. Kerosine maken uit fossiel aardgas is wat Shell in Qatar al jaren doet. Bij de verbranding van deze synthetische kerosine komt dan ook precies evenveel fossiele CO2 vrij als bij de verbranding van reguliere kerosine. De suggestie die Van Loon in het filmpje doet, draagt bij aan de ondermijning van het vertrouwen in duurzame waterstof als noodzakelijk onderdeel van de energietransitie. Ik hoop van harte dat deze suggestie per ongeluk in het promofilmpje is terechtgekomen.
Bron: Shell, KLM / Imagecredit: KLM