Wat als betaalbare seizoensopslag onhaalbaar blijkt?
George Kroeker, via Unsplash Public Domain
Deze column verscheen eerder in het juninummer van technologietijdschrift De Ingenieur.
In krap 2 decennia hebben windturbines en zonnepanelen zich opgewerkt tot de werkpaarden van de energietransitie. Van schreeuwend duur tot vrijwel overal de eerste keuze voor betaalbare nieuwe elektriciteitsproductie. De rol van de hernieuwbare bronnen overstijgt inmiddels het traditionele elektriciteitsverbruik. Via elektrificatie zijn wind- en zonneparken ook bepalend voor de CO2-reductie in mobiliteit, warmte en industrie.
Ondanks de hoopgevende opmars is een belangrijk nadeel niet weg te nemen: wind- en zonnestroom blijven afhankelijk van het weer. Het weer is bovendien sterk gerelateerd aan de seizoenen. In de Nederlandse winter levert een zonnepaneel nog geen kwart van zijn zomerproductie. Hoewel windturbines in de regel juist goed draaien als het bewolkt is, is die wetmatigheid bij lange na niet sterk genoeg om op te vertrouwen. In een land dat draait op wind- en zonnestroom, is energieopslag cruciaal. En dan zijn de accu’s van Elon Musk niet genoeg. Het moet seizoensopslag zijn. En dat valt nog niet mee.
Seizoensopslag maakt betaalbare wind- en zonnestroom alsnog duur.
Grote volumes elektriciteit voor maanden opslaan is vooralsnog enkel haalbaar in waterstof. Bij het omzetten van elektriciteit naar waterstof en weer terug verlies je ruim de helft van de wind- of zonne-energie. En een installatie die zomerse overschotten opslaat voor levering in de winter, staat in de herfst en de lente werkloos geld te kosten. Seizoensopslag maakt betaalbare wind- en zonnestroom zo alsnog duur.
In deze fase van de energietransitie is het daarom goed te realiseren dat seizoensopslag slechts een middel is. Drie gangbare gedachten maken dat seizoensopslag veel belangrijker lijkt dan het is. Ten eerste het idee dat alles met wind en zon moet. Daar is geen sprake van. Ook waterkracht, aardwarmte, kernenergie, biomassa en aardgas met CO2-opslag passen in een duurzaam energiesysteem. Dat zijn bronnen waarbij opslag van nature is inbegrepen. Als we wind- en zonnestroom optimaal benutten als het waait of zonnig is, blijven de overige, schaarsere bronnen vanzelf over voor als het donker en windstil is.
Ten tweede het streven naar zelfvoorziening. Ook toen Nederland een belangrijke exporteur van aardgas was, importeerden we veel kolen en olie. Zeker in een dichtbevolkt land met jaarlijks een winter leggen we de lat met duurzame zelfvoorziening wel erg hoog. Laat de grootschalige productie van waterstof over aan landen waar het het hele jaar zonnig is, of waar waterkracht of kernenergie volop beschikbaar zijn. Import is niet vies.
Tot slot het meest Hollandse idee: dat weggooien zonde is. Als een windpark produceert tegen 4 cent per kilowattuur en elk jaar liefst 20% van zijn opbrengst wegkiept, kost zijn stroom effectief 5 cent per kilowattuur. Nog steeds prima betaalbaar. Het is tegenintuïtief maar koste wat kost voorkomen dat we windstroom verspillen, leidt vrijwel zeker tot hogere kosten en meer materiaalverbruik. Verspilling dus.
De zoektocht naar betaalbare, efficiënte en grootschalige energieopslag blijft absoluut de moeite waard. Laat de voortgang van de energietransitie daar echter niet van afhangen. Het kan ook zonder seizoensopslag. Gelukkig maar!
Imagecredit: George Kroeker, via Unsplash Public Domain
Douze points voor selectieve verontwaardiging windmolenwieken
Bill Abbott, via Flickr Creative Commons
De Deense windturbinebouwer Vestas heeft met wetenschappers en materiaalleverancier Olin een recyclingtechniek voor afgeschreven windturbinewieken ontwikkeld. Hoogwaardig hergebruik van deze wieken is nu nog een grote uitdaging.
Gemaakt om zeker 25 jaar heel te blijven
De wieken van moderne windturbines zijn technische hoogstandjes. Tientallen meters lang, lichtgewicht en robuust genoeg om decennia weer en wind te doorstaan onder enorme belasting.
De windindustrie gebruikt vanwege deze zware eisen thermoset vezelcomposieten. “Dit materiaal verkrijgt zijn unieke combinatie van laag gewicht en hoge sterkte door de verbinding tussen vezels en epoxyhars”, zegt Simon Frølich, promovendus bij het Danish Technological Institute. “Juist deze sterke binding maakt recycling complex. Het door ons ontwikkelde chemische proces is echt een doorbraak. We geven de beide individuele materialen opnieuw waarde.”
Recycling van windturbines is nogal een thema
Windturbines worden bij einde levensduur voor het overgrote deel (85-90%) al gerecycled. De mast, de generator en electronica bestaan uit materialen die waardevol én eenvoudig terug te winnen zijn. De wieken zijn een uitzondering. Lastig te recyclen omdat epoxy niet verweekt bij verhitting terwijl het materiaal verre van schaars is. Meestal worden afgedankte wieken geschredderd en verwerkt in vezelbeton of verbrand voor energieproductie. Niet hoogwaardig, wel een prima verwerking.
In sommige landen is storten van afval nog toegestaan, en dat gebeurt soms ook. Een foto van een stortplaats in de VS waar oude verzaagde wieken worden ‘begraven’ (zie Tweet hiernaast) is onder tegenstanders van duurzame energie verworden tot een favoriete stok om voorstanders van windenergie mee om de oren te slaan. Niet fraai inderdaad, maar ook storten is geen ramp. Misschien zelfs beter dan verbranden. Er komt geen CO2 bij vrij en – mocht hoogwaardig recyclen later wél haalbaar zijn – opgraven is altijd nog mogelijk.
Op naar volledige recycling, ook in de luchtvaart
Aanhoudende ophef over de nog niet recyclebare 10-15% van windturbines heeft er ongetwijfeld aan bijgedragen dat Vestas vaart heeft gezet achter wiekrecycling. Dankzij CETEC (Circular Economy for Thermosets Epoxy Composites) is het binnen 3 jaar mogelijk om de composieten op te werken tot herbruikbare vezels en gerecyclede epoxy met dezelfde kwaliteit als verse.
Zo blijkt wederom dat selectieve verontwaardiging mooie dingen kan voortbrengen. De positieve impact van CETEC overstijgt waarschijnlijk de windindustrie. Ook in auto’s, boten en vliegtuigen zijn de afgelopen decennia veel vezelcomposieten verwerkt. Wereldwijd staan – zonder enige ophef overigens – duizenden afgeschreven vliegtuigen definitief geparkeerd op boneyards. Effectieve recycling is daar nu misschien ook denkbaar.
Er is en wordt ondertussen ook gewerkt aan wieken uit aluminium en thermoplastische harsen die wel smelten bij verhitting. Introduceren van nieuwe materialen in een sector die zo hard groeit is echter lastig. De markt vraagt om steeds langere wieken. Het uiterste uit de techniek halen doe je het liefst met materialen waar je de eigenschappen van kent en vertrouwt.
Het mooie van het proces van Vestas en co is dat een bezwaar wegvalt om epoxyvezelcompositieten te blijven gebruiken, terwijl ook vrijwel alle bestaande bladen van oude windmolens die de komende jaren vrijkomen te recyclen zijn. Het zou een prachtig statement van de turbinefabrikant zijn om de begraven wieken van de bekende foto op te graven en te verwerken tot nieuwe wieken. Dan moeten tegenstanders van vooruitgang op zoek naar een nieuw minor detail om windenergie zwart te maken. En natuurlijk gaan ze dat vinden. Nu al benieuwd welke positieve ontwikkeling daar vervolgens weer van uitgaat!
Bron: Vestas / Imagecredit: Bill Abbott, via Flickr Creative Commons
Mening over kernenergie? Toets’m aan deze video van 10 minuten
Ben je voor kernenergie? Ben je tegen de bouw van kerncentrales? Denk je dat kernenergie te duur is? Of dat wind en zonneparken genoeg zijn om klimaatverandering te voorkomen? Of heb je nog geen mening over kernenergie?
Briljante explainer
Pak 10 minuten om dit filmpje te kijken. Waardevollere tijdsbesteding dan vrijwel elk debat of welke Twitterdiscussie over kernenergie dan ook.
Sterk werk, van het Duitse Youtube-kanaal Kurzgezagt. Bijna alle cruciale nuances rond kernenergie als deeloplossing bij het beheersen van klimaatverandering komen voorbij. Dus ik maak er verder geen woorden aan vuil, kijken! 🙂
Toch verder lezen over kernenergie? Uitgebreide reactie op een een serie drogredenen over kernenergie door Greenpeace, door Henri Bontenbal, strateeg bij netbeheerder Stedin:
Twee analyses over nucleaire misverstanden in de media door Jasper Vis, expert offshore wind bij netbeheerder TenneT:
- Nee, het klopt niet dat elke kerncentrale 5 miljard euro verlies maakt;
- Zijn we met 1 of 2 nieuwe kerncentrales van de ‘ellende’ af?
En ik schreef er zelf al best vaak over:
- Kernenergie, CO2-opslag en hogere dijken zijn absoluut niet te duur;
- Waarom een fiets duurder mag zijn dan kernenergie en waterstof;
- Kernenergie levert 0 tot 12% van de CO2-reductie tot 2050;
- Kernenergie is vooral een alternatief voor import van schone energie;
- Overschat de kansen van kleine modulaire kernreactoren niet;
Imagecredit: Kurzgezagt, screenshot uit video.
Transitie in de jaren ’60 als voorbeeld voor ons afscheid van aardgas
De energietransitie van de jaren ’60, van kolen naar aardgas, ging eenvoudig omdat Nederland toen volgzamer was. Bovendien ging iedereen erop vooruit. Het had alleen maar voordelen om van Nederland een Gasland te maken, toch?
Twijfels over de kosten, klachten over de ombouw
Transitieadviseur Sven Ringelberg bestudeerde de overgang op aardgas in de jaren ’60. In zijn boek De Nederlandse Aardgastransitie nuanceert Ringelberg het beeld dat de transitie naar aardgas ‘vanzelf’ ging. Een aantal leerpunten uit de aardgastransitie voor de huidige energietransitie.
Dit artikel is aangeleverd door Sven Ringelberg. Ook interesse in publicatie van een ingezonden artikel? Neem contact op.
Waarom aardgas in woningen?
Met de vondst van een grote hoeveelheid aardgas werd Nederland in 10 jaar tijd omgebouwd tot Gasland. Meer dan 5 miljoen kookapparaten werden omgebouwd, duizenden kilometers leiding aangelegd en bij vele huishoudens kwam men achter de voordeur. De beslissing om aardgas in woningen te gebruiken was niet vanzelfsprekend. Er was een actieve kolenmarkt en Shell zag meer in het verkopen van aardgas aan de bulkmarkt. Door een aantal slimme consultants vanuit de Esso werd de minister en later de Tweede Kamer overtuigd om aardgas in te zetten in de markten waar het meeste te verdienen was, waaronder huishoudens.
Nederlanders hadden namelijk een arme energievoorziening in huis. Slechts 5% van de huishoudens maakte gebruik van centrale verwarming en aan het comfort van kolen stoken viel veel af te dingen. Daarbij kwam dat in 70% van de Nederlandse woningen al gasleidingen aanwezig waren. Deze werden gebruikt voor de levering van stadsgas. Nederland leek hiermee rijp voor de grote uitrol van aardgas. Tel daarbij op de mogelijkheid om comfort te verbeteren, relatief goedkoop meer warmte af te nemen en een volgzaam volk en je bent er toch?
De uitrol van het aardgas
Een groot verschil met de aanpak in de jaren 60 en nu is dat er een duidelijke regierol was voor de rijksoverheid. Na de vondst van het aardgas werd eerst meer dan een jaar overlegd hoe dit aardgas het beste ingezet kon worden en werden een aantal hindernissen getackeld. Een sterke publiek/private samenwerking was het gevolg en stevige landelijke en regionale coördinatie. De keuze dat aardgas aangeboden zou worden en de buizen voldoende gedimensioneerd om in de toekomst meer afname (centrale verwarming) mogelijk te maken, die werd landelijk genomen. Gemeenten kregen te horen wanneer de leiding langs zou komen en wanneer het aardgas aangeboden kon worden aan bewoners.
En die bewoners dan? Die werden natuurlijk volledig ontzorgt, het was gratis en mensen waren niet zo mondig als nu. Dit perspectief klopt maar half. De meeste bewoners maakte gebruik van stadsgas om te koken. Het laten ombouwen van de kookapparaten of deze vervangen was voor de meeste bewoners de meest logische stap. Het alternatief was op elektra gaan koken of kolen. Beide waren duurder in zowel gebruik en aanschaf. De kosten voor het aardgas? Die zouden niet meer dan anders zijn en bij meer gebruik zelfs goedkoper.
Toch was acceptatie niet vanzelfsprekend. Gemiddeld kostte het bewoners 50-100 gulden, een flinke uitgave in die tijd, om over te schakelen op aardgas voor het koken. En alleen dit koken op aardgas was lang niet voldoende om de investeringen van de Gasunie terug te verdienen. Het was nodig dat het verbruik van aardgas in woningen een factor 10 zou toenemen! Maar de kolenkachel vervangen door een nieuwe gashaard, dat kwam neer op één maandsalaris, zo’n 400-500 gulden.
Gratis was de grote ombouw dus niet. Daarbij komt dat Nederlanders niet zomaar overtuigd waren van het magische gas. Uit interviews komt naar voren dat mensen twijfels hadden over de kosten, afhankelijk zijn van een monopolist en geen zin hadden in troep in huis. Een stevig gestandaardiseerde ombouw en aanleiding van aardgas in woningen was het gevolg. Het doel: De impact op huishoudens zo laag mogelijk houden. Binnen één dag moest alles geregeld zijn voor een gemiddelde bewoner. Op papier klonk dit goed, maar in de praktijk kreeg de ombouw in Amsterdam 300-500 klachten binnen per week, met hilarische klachten zoals: “Ik heb een vlam van anderhalve meter, kunt u daarop koken?”
Participatie en acceptatie tijdens de aardgastransitie
Makke mensen in de jaren 60?
Deze klachten gaven geen aanleiding tot protest, hoe komt dat? Een combinatie van slimme propaganda, gerichte participatie en behoefte aan meer welvaart bij de bevolking.
De geleide loonpolitiek werd meer losgelaten rond die periode en Nederlanders blijken graag, net als nu, hun extra inkomsten te willen investeren in hun woning. U heeft vast ook meerdere verbouwingen gezien in uw omgeving de afgelopen 12 maanden. Zo was de gashaard populair onder pasgehuwden die een eerste woning kregen.
Participatie was gerichter dan nu. De keuze dat er geïnvesteerd zou worden in aardgas, die was genomen. De participatie ging vooral over de implementatie en praktische vragen van bewoners, precies waar in de praktijk ook de meeste vragen over zijn. Vele kookcursussen op aardgas en vragenavonden waren het gevolg. Hierbij werden zelfs ‘aardgasgirls’ ingezet door de gemeente Amsterdam om huisvrouwen te ondersteunen bij het koken of de aanschaf van nieuwe aardgas kooktoestellen.
Benader mensen als consument en ze gedragen zich als consument
Een groot contrast met de aanpak nu was de reclame. Waar we nu veel tijd spenderen aan het berekenen van de kosten en woonlastenneutraal verdedigen ging het in de jaren 60 vooral over comfort, status en gemak. Kosten waren er, ook voor de huishoudens met de kleinste portemonnee, maar het aardgas voldeed aan behoeften. Waar we nu Nederlanders vooral als consumenten behandelen, lag er in de jaren 60 de nadruk op de burger. Onderzoek laat ook zien dat als je mensen als consumenten benaderd, ze zich ook zo gaan gedragen.
Makke mensen in de jaren 60? Ik denk het niet. Eerder een product waar behoefte aan was, een duidelijke rijksoverheid, slimme propaganda en participatie. Voor onze energietransitie kunnen we meer jaren 60 energie gebruiken.
Sven Ringelberg is adviseur bij Transitiepaden, Simpel Subsidie en werkt aan de verduurzaming van de bestaande woningbouw. Zijn boek is te koop via zijn website.
Imagecredit: Afbeeldingen aangeleverd door Sven Ringelberg.
Bij twijfel, stem voor klimaatbeleid dat voor u nu nog nét te stevig is
George Bakos, via Unsplash Public Domain
Klimaat speelt deze verkiezingsperiode een grote rol. De kans is vrij groot dat ook de partij waarop u 4 jaar geleden hebt gestemd dit jaar steviger klimaatbeleid voorstelt dan in 2017. Spreekt de nieuwe insteek van ‘uw’ partij u aan?
Geen doorbraken, geen trendbreuk
Dat is dan best toevallig. Veel is er op het vlak van klimaat immers niet veranderd sinds 2017. Doorslaggevend nieuwe inzichten heeft de klimaatwetenschap de voorbije 4 jaar in ieder geval niet gebracht.
Rationeel bezien was klimaatbeleid in 2017 zeker zo belangrijk als vandaag. Zonder duidelijke aanleiding pleiten politici vandaag toch voor aanmerkelijk serieuzer klimaatbeleid dan in 2017. Al dan niet toevallig spreekt dat de meeste kiezers ook best aan. Ons gemiddelde denken over klimaatbeleid ontwikkelde zich, zonder dat de onderliggende feitenbasis veranderde.
Heeft uw denken over klimaatbeleid zich sinds 2017 ook ontwikkeld?
Behoort u ook tot de groep Nederlanders die klimaatbeleid vandaag belangrijker vindt dan in 2017? Had u dat in 2017 voorzien? Als u vandaag inderdaad steviger klimaatbeleid steunt dan in 2017, ziet u dan een kans dat u bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2025 opnieuw steviger klimaatbeleid zult voorstaan dan vandaag?
Een frisse blik op bekende feiten is iets om trots op te zijn
Moet u daar nu al wat mee? Mogelijk wel. Als u nog twijfelt tussen twee partijen waarvan er één net wat vooruitstrevender is op het gebied van klimaat, is de meest voortvarende keuze vermoedelijk de stem waar u in de nabije toekomst het meest gelukkig mee bent.
Na deze week kunt u als het goed is pas in 2025 opnieuw stemmen. Tussentijds dringt het belang van klimaatbeleid vermoedelijk verder door. Dus, twijfelt u vandaag tussen CDA en ChristenUnie? Kies ChristenUnie. VVD of Volt? Kies Volt. SP of GroenLinks? Kies GroenLinks. Bij twijfel; stem alvast voortvarend voor het klimaatbeleid waar u nu nog nét niet aan toe bent.
Imagecredit: George Bakos, via Unsplash Public Domain
Wat is knalgroen, oer-Hollands en kan de hele transitie financieren?
Justin Aikin, via Unsplash Public Domain
Opnieuw relevant: 12 maart 2021 | Oorspronkelijk gepubliceerd: 17 april 2019
Netbeheer-Nederland bericht dat vorig jaar 1.800 van de naar schatting 30.000 illegale wietkwekerijen opgerold zijn. Samen plegen wietkwekers jaarlijks voor ruwweg 1 miljard kilowattuur aan stroomdiefstal. Alleen al aan gestolen stroom kost het niet legaliseren van wietteelt Nederland € 200 mln per jaar, nog los van handhavingskosten en brandschade. Dit terwijl legaliseren van wietteelt miljarden aan belastinginkomsten oplevert. Miljarden die welkom zijn, zeker nu onder meer het CDA voorstelt de energietransitie uit algemene middelen te financieren. Dus, wie legt het CDA even uit dat wietboeren stiekem ook gewoon landbouwers zijn? Hieronder het oorspronkelijke bericht van 17 april 2019.
De gemoederen over de kosten van de klimaatakkoord lopen nogal op. Wat als we nu eens een nieuwe en toch vertrouwde inkomstenbron aanboren? En die dan deels aanwenden om de investeringen in de energietransitie mogelijk te maken?
Nederland wil graag vooroplopen
De Nederlandse politiek wil vooroplopen wat betreft klimaatbeleid. De Nederlandse politiek heeft bewezen voorop te kunnen lopen. Ik noem de homo-emancipatie, recht op abortus, en natuurlijk het vroege wietbeleid.
Nederland loopt zeker niet meer voorop qua wiet. Nederland loopt nog zeker niet voorop qua energie en klimaat. Maar Nederland loopt wel voorop qua tuinbouw. En toch gaat het ook met de tuinbouw naar verluidt niet optimaal. De tuinders zoeken een nieuw gewas waarmee zij zich op de internationale markt weer kunnen onderscheiden.
De wereld lachend 3x voorbijvliegen in één klap
Nederlandse tuinders vragen premier Rutte om toestemming om medicinale wiet te verbouwen. Dat zou de jaaropbrengst van de kwekerijen in het Westland kunnen vervijfvoudigen. Tot bijna € 40 mrd zeggen de tuinders tegen de NOS.
€ 4 tot 8 mrd per jaar moet kunnen toch?
Dat maakt zo’n € 32 mrd extra omzet per jaar, met één wetswijziging. Ervan uitgaande dat wiet kweken voor onze inventieve kwekers niet veel moeilijker is dan paprika’s kweken, levert de teelt welkome winsten op.
Winsten waar de staat wat van kan afromen. Met mijn wieteconomie van de koude grond gok ik dat € 4 tot 8 mrd per jaar moet kunnen. Twee tot vijf keer zoveel als de door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) geraamde kosten van het Klimaatakkoord. Laten we niet alleen onze telers helpen maar ook onze portemonnee, onze politie en onze netbeheerders.
En het klimaat natuurlijk. Legaliseer de wietteelt. Voor een lachend betaalbare energietransitie! 🙂
Imagecredit: Justin Aikin, via Unsplash Public Domain
Laten we onze industriepolitiek nog 15 jaar domineren door Polen?
Het Europese Safety Incident Trading System (SITS*) is de hoeksteen van het Europese bedrijfsveiligheidsbeleid. Mede dankzij het SITS is het aantal bedrijfsongevallen in de Europese industrie, energiesector en luchtvaart al met ruim 25% afgenomen.
Een gezamenlijk Europees doel
Het SITS zet sinds 2005 een bovengrens op het aantal ongevallen dat binnen de Europese energiesector en industrie jaarlijks mag plaatsvinden. Sinds 2012 is ook de intra-Europese luchtvaart gebonden aan het SITS.
De EU stelt binnen het SITS elk jaar een afnemend aantal rechten op bedrijfsongevallen beschikbaar. In 2050 worden de laatste incidentrechten geveild. Daarna zijn bedrijfsongevallen voor de Europese industrie, de interne luchtvaart en de energiesector niet meer mogelijk. Tot die tijd bepaalt de onzichtbare hand van de markt bij welke kolencentrale, staalfabriek of vliegmaatschappij het op dat moment economisch het meest wenselijk is om nog bedrijfsongevallen toe te staan.
Vooralsnog heeft Europa de onzichtbare hand van de markt wel een beetje in toom gehouden. Producenten van staal, cement, kerosine en andere producten die op de wereldmarkt verhandeld worden krijgen van de lidstaten jaarlijks het grootste deel van hun incidentrechten cadeau. Dit voorkomt dat staalfabrikanten en raffinaderijen de concurrentiestrijd verliezen met fabrieken gevestigd in landen met een minder streng veiligheidsbeleid.
De afgelopen 15 jaar heeft het SITS het veiligheidsbewustzijn in de industrie, luchtvaart en energiesector duidelijk vergroot. Veiligheidshelmen, achteruitrijsignalen en ander laaghangend fruit zijn nu in bijna alle bedrijven verplicht. Ook veiligheidscursussen, oefeningen, naleving en handhaving zijn professioneler geworden sinds invoering van het SITS.
Als je bij een staalfabriek of gascentrale mensen zonder een hand aan de leuning de trap op ziet lopen, zijn dat vrijwel altijd bezoekers. Eigen personeel weet wel beter. Direct bij de ingang worden zij via grote borden dagelijks geattendeerd op het aantal dagen sinds het laatst gemelde incident. Een goeie reminder om ook deze werkdag weer extra op te letten.
‘Het SITS-waterbed verzekert nu eenmaal een vaste hoeveelheid ellende’
Achteraf bezien stond de EU binnen het SITS jarenlang onnodig veel letsel toe. Na de kredietcrisis 2008 zakte de vraag naar energie en industriële producten in en overspoelde het handelssysteem met ongebruikte incidentrechten. Het duurde tot 2017 voor de marktprijs van deze rechten eindelijk weer aantrok. Inmiddels is het in kolencentrales weer echt lucratief om jaarlijks duizenden noodlottige ongevallen te voorkomen. In de meeste industriële bedrijven en sowieso in de luchtvaart is dergelijk laaghangend fruit echter wel geplukt. Hier is een veel hogere prijs nodig om het grote leed dat resteert te beperken.
Hoewel het SITS jarenlang geen enkele prikkel bood om veiliger te werken, gold het veiligheidsincidentenhandelssysteem wel regelmatig als argument om ander veiligheidsbeleid niet in te voeren. De – op zich terechte – redenatie was daarbij steeds dat aanvullend nationaal veiligheidsbeleid de ellende alleen maar zou verplaatsen naar buiten de landsgrenzen.
Een gebroken teen is een gebroken teen
Als Nederlandse energiecentrales of baksteenfabrieken veiliger zouden werken dan zou dat bijvoorbeeld Poolse kolencentrales of Italiaanse staalfabrieken juist toestaan om veiligheidsmaatregelen af te zwakken.
Aanvullend Nederlands veiligheidsbeleid zou bovendien het vestigingsklimaat voor bedrijven in Nederland verslechteren, terwijl het aantal afgehakte vingerkootjes, stoflongen en verbrijzelde tenen in Europa er niets door zou dalen. Zo bezien had extra veiligheidsbeleid in Nederland alleen maar nadelen. De ongetwijfeld goedbedoelde grens aan het totaal aan incidenten en ongevallen in Europa was in de praktijk verworden tot een waterbed met behoud van ellende. Elke extra investering in meer veiligheid in het ene land lekte automatisch weg over de grens en veroorzaakte juist extra letsel in andere EU-lidstaten.
Ondanks deze tragische dynamiek bleef het vertrouwen in het SITS onverminderd groot. In Nederland werd het bestaan van het EU-plafond op letsel op zeker moment zelfs aangevoerd om 3 nieuwe kolencentrales te bouwen, die hooguit iets veiliger waren dan bestaande kolencentrales in binnen- en buitenland. De sluiting van bijzonder veilige kerncentrales in Duitsland en België werd ook goed gepraat via het SITS. De sluiting zou binnen de EU tenslotte geen netto veiligheidseffect hebben.
Meer ongevallen in Nederlandse steenkoolcentrales, Duitse bruinkoolcentrales of Belgische gascentrales is weliswaar niet goed voor nationale statistieken maar elders leidt de toename in Nederlandse, Duitse en Belgische bedrijfsongevallen juist tot extra veiligheid. Zo bezien is het veroorzaken van extra ongevallen in eigen land bijna een vorm van barmhartigheid.
*Het Europese Safety Incident Trading System bestaat niet
Gelukkig lopen Nederlandse politici, vakbonden en individuele werknemers niet het risico elders in Europa letsel te veroorzaken als zij in eigen land pleiten voor strengere Arbowetgeving of effectiever bedrijfsveiligheidsbeleid. Gelukkig lopen bestuurders, handhavers, artsen en verplegers niet het risico Spanjaarden of Zweden indirect schade te berokkenen als zij in Nederland incidenten voorkomen of blijvend letsel beperken. Het Safety Incident Trading System is een verzinsel.
Niet idioot maar ook zeker niet ideaal
Wel kent Europa een Emissions Trading System (ETS). Binnen dit emissiehandelssysteem verdelen de Europese industrie, luchtvaart en energiesector een afnemend aantal rechten om CO2 uit te mogen stoten.
Net zoals een gebroken teen overal in de EU een gebroken teen is, is een ton CO2-uitstoot waar dan ook in de EU een ton CO2 extra in de atmosfeer. Wanneer je als overheid wenst dat bedrijven iets niet doen dan is rechten verdelen onder diezelfde bedrijven om datgene wat je wil voorkomen juist wel te doen een wonderlijke omweg. Hoe wonderlijk ook, handel in schaarse rechten op dat wat je wil voorkomen kan noodzakelijk zijn omdat directer en effectiever beleid politiek of maatschappelijk (nog) niet haalbaar is. Je creëert echter onherroepelijk de hierboven beschreven waterbeddynamiek.
Er kan in de politiek zoveel meer
De politieke gereedschapskist bevat meer dan emissiehandel
Het is mooi dat landen binnen Europa besloten hebben om samen te werken aan klimaatbeleid. Klimaatverandering overstijgt nationale belangen. In de strijd tegen CO2-uitstoot beschikken beleidsmakers gelukkig over vele instrumenten:
- Ontwikkelen. CO2-reductie heeft het grootste deel van onze geschiedenis niet op de agenda gestaan. Technologie en gedrag zijn geoptimaliseerd op maximaal welzijn tegen de laagste kosten. De nieuwe insteek is maximaal welzijn tegen de laagste CO2-uitstoot en dán de laagste kosten. Universiteiten en onderzoeksinstituten moeten aan de bak met R&D om alles dat van belang is en blijft in het leven te optimaliseren op dit nieuwe doel. Overheden moeten sturen op fundamenteel en toegepast onderzoek in lijn met dit nieuwe doel;
- Faciliteren. We stellen nieuwe eisen en vragen aan bestaande industrie, luchtvaart en energieproductie. Evenzo aan burgers, forensen en huiseigenaren. Daar horen nieuwe voorwaarden, nieuwe infrastructuur en nieuwe wet- en regelgeving bij. Bedrijven moeten processen die nog op kolen en gas draaien over kunnen schakelen op elektriciteit of waterstof. Bedrijven moeten vergunningen verkrijgen op nieuwe installaties en sloop van wat nieuwe installaties in de weg staat. Overheden moeten het de markt mogelijk en liefst makkelijk maken om nieuwe doelen te halen;
- Verbieden. Het effectiefste en meest botte instrument om CO2-uitstoot te in te perken is een verbod en strikte handhaving daarop. Een verbod op de uitstoot zelf is (nog) niet reëel, inlossen van teveel eerste levensbehoeften gaat nog gepaard met CO2-uitstoot. Gerichte verboden zijn wel haalbaar, mits tijdig afgekondigd. Gloeilampen zijn bijvoorbeeld verboden zonder dat verlichting ooit schaars werd. Gebruik van extreme fluor-broeikasgassen in koelkasten en airco’s is na 2025 verboden. Het gebruik van steenkool voor elektriciteitsproductie is in Nederland vanaf 2030 verboden;
- Ontmoedigen. Heffingen en accijnzen ontmoedigen ongewenst gedrag. Belastingen op fossiele brandstoffen en energiegebruik in het algemeen zijn wereldwijd gangbaar, al lopen de tarieven uiteen. Onder meer Noorwegen en Nederland heffen specifiek belasting op industriële CO2-uitstoot. Een belasting is een wendbaar instrument; Als een doel nog niet bereikt wordt, verhoog je het tarief. Natuurlijk zijn daaraan wel grenzen; Een belasting die eerste levensbehoeften onbetaalbaar maakt, is even onwenselijk als een verbod op eerste levensbehoeften;
- Stimuleren. Subsidies en fiscale kortingen zijn de tegenpool van belastingen, ze bemoedigen gewenst gedrag. Vrijwel alle EU-lidstaten stimuleren hernieuwbare energie, elektrisch rijden en energiebesparing met subsidies en/of belastingaftrek. In Nederland komt ook CO2-reductie in de industrie inmiddels in aanmerking voor specifieke subsidie. Ook stimulering is wendbaar, al biedt ook de hoogste subsidie geen garanties;
- Verplichten. Verplichtingen zijn de tegenpool van verboden. In de basis even bot en even effectief. Europa kent verplichtingen om stofzuigers zuiniger te maken en de uitstoot van personenauto’s te verlagen en Europa verplicht individuele lidstaten een minimumaandeel hernieuwbare energie op te wekken;
- Cap and trade. Emissiehandel staat ook bekend als cap and trade. Het instellen van een uitstootplafond en het uitdelen/veilen van emissierechten voor hele sectoren leidt tot concurrentie op CO2-intensiteit, in het geval van het Europese ETS zelfs over 3 sectoren. Voordeel is dat de maximale uitstoot voor alle betrokken sectoren samen vastligt, nadeel is dat eenvoudige (en dus goedkope) opties voor CO2-reductie voorkomen dat een prikkel ontstaat om aan complexere (en dus dure) CO2-reductie te beginnen;
Verwacht geen wonderen als alleen emissiehandel politiek haalbaar is
Er is geen doorslaggevende reden om in de strijd tegen klimaatverandering specifiek voor één van de bovengenoemde instrumenten te kiezen. Mits goed afgesteld zijn alle instrumenten complementair inzetbaar. Dat de Europese Unie inzake de industrie en luchtvaart alle ballen op emissiehandel gooit is niet uit luxe. In Europa is in de jaren ’90 gewerkt aan een directe belasting op CO2-uitstoot voor de industrie en energiesector. Het bleek een brug te ver.
CO2-reductie stilgevallen
Zeker destijds was de industrie een belangrijke werkgever in vrijwel alle Europese lidstaten. De invloed van de maakindustrie op de politiek was helaas te sterk om een CO2-heffing ingevoerd te krijgen.
Figuur 1 (Bron: CBS)
Het ETS was als politiek compromis wel haalbaar, al hadden dezelfde tegenkrachten ook daar hun invloed; Ruimhartig verstrekte gratis emissierechten houden de industrie goeddeels buiten schot. Dat is liefst 15 (!) jaar later nog steeds het geval.
Natuurlijk moet je in de politiek altijd pragmatisch zijn. Vaak ook geduldig. Het ETS is voor de optimist tenminste het begin van klimaatbeleid. Die optimist zit er echter naast. Soms is géén compromis beter dan het hoogst haalbare compromis.
Als het ETS ergens het begin van aankondigde dan is dat het begin van een lange pauze van de CO2-reductie in de Nederlandse industrie. Sinds 1990 daalde de uitstoot in de industrie 20 jaar lang gestaag met in totaal zo’n 30 megaton (35%, zie figuur 1). Sinds 2009 is deze trend voorbij. Terwijl het belang van klimaatbeleid steeds duidelijker werd de afgelopen jaren, is de industriële uitstoot in Nederland tussen 2009 en 2019 slechts 0,3 megaton (0,5%) gedaald.
Je kunt nog 20 keer trots vertellen dat de Nederlandse industrie de meest efficiënte industrie van de wereld is; géén CO2-reductie in de afgelopen 10 jaar is niet acceptabel. Je kunt nog 40 keer pochen dat de productie toenam terwijl de CO2-uitstoot stabiel bleef; géén CO2-reductie in de afgelopen 10 jaar blijft onacceptabel.
Als klimaatbeleid dreigt, trek dan een blik Poolse kolencentrales open
Elke keer dat klimaatbeleid met tanden dreigde voor de Nederlandse industrie, duwden CEO’s, vakbonden en politici de Poolse kolencentrales het toneel op. Strenger klimaatbeleid, bijvoorbeeld een extra CO2-heffing voor Nederlandse staalfabrieken en raffinaderijen maakt dat emissierechten vrijvallen. Als je baksteenfabrieken of aluminiumsmelters subsidie verleent om CO2-uitstoot te beperken dan vallen nog meer emissierechten vrij. Als emissierechten vrijvallen, stijgt het aanbod en daalt dus de prijs van deze rechten. Als de prijs van CO2-rechten daalt, is produceren van elektriciteit in oude kolencentrales rendabeler.
Het waterbed is geen natuurwet
De CO2-uitstoot die bij Tata in IJmuiden met pijn, moeite, subsidie en/of banenverlies bespaard zou zijn, was in een Poolse kolencentrale alsnog de lucht ingevlogen. Het klopt helemaal. Dat is het waterbed van ellende.
Gelukkig is het waterbedeffect geen natuurwet. Het is beleid. Beleid kun je bijsturen. Om in de context van het ETS op nationaal niveau de CO2-reductie te versnellen zonder banenverlies en zonder dat Poolse kolencentrales meer CO2 uitpuffen, moet je drie dingen doen om het speelveld gelijk te houden; Een CO2-heffing invoeren als prikkel om sneller te verduurzamen, een subsidie invoeren om die verduurzaming te betalen én de vrijkomende emissierechten opkopen en annuleren.
Natuurlijk is het niet fraai om én een extra belasting te heffen én te subsidiëren én rechten op te kopen om het effect van het Europese klimaatbeleid te neutraliseren. Het alternatief is echter 10 jaar pauze in de CO2-reductie in eigen land. Die pauze lijkt goed voor onze industrie maar het zal desastreus blijken als het uitstootplafond onder ETS straks verder daalt.
Ook deze verkiezingen dreigen we onze industrie tekort te doen. Nederland lijkt Poolse kolencentrales net als de afgelopen 15 jaar nog steeds als doorslaggevend te accepteren in elke discussie over industriepolitiek. Pijnlijk. Het waterbedeffect is niet irrelevant, maar zou het begin van een goed gesprek moeten zijn. Niet de conclusie.
CO2 is CO2, maar het maakt wel uit waar je CO2-uitstoot bespaart
Dat elke megaton CO2 in Europa uitgestoten dezelfde impact heeft op het wereldklimaat is waar maar ook een drogreden. Het maakt wel degelijk uit of je een megaton CO2-uitstoot voorkomt in een kolencentrale of in een staalfabriek. Een megaton CO2 minder bij een staalfabriek is veel complexer, veel duurder en dus veel meer waard.
Kolencentrales zijn ons kleinste probleem
Een megaton CO2 in een Poolse kolencentrale voorkomen is supermakkelijk en supergoedkoop. Dat konden we in 1990 al lang, in 2005 nog beter en vandaag helemaal zonder enige pijn en moeite.
Elektriciteit uit kolencentrales kunnen we al 70 jaar betaalbaar vervangen door elektriciteit uit gascentrales, al 50 jaar door elektriciteit uit kerncentrales, al 30 jaar met CO2-opslag en al 10 jaar betaalbaar met wind- en zonneparken. Het was en is haalbaar om CO2 uit kolencentrales te vermijden met het botste instrument; een verbod. Dat Nederland dat in 2030 doet is mooi maar rijkelijk laat en pijnlijk solistisch. Als de Europese Unie serieus had doorgepakt bij de gesprekken in de vroege jaren ’90 over Europees klimaatbeleid dan was elektriciteitsproductie met bruin- en steenkool in 2005 verboden geweest.
Een verbod op kolenverbruik in de staalproductie was in 2005 nog niet haalbaar en is dat ook vandaag nog niet. We hebben staal nodig om windturbines, hoogspanningsmasten en elektrolysers te bouwen en de enige betaalbare optie om ijzererts tot staal om te vormen is 15 jaar na invoering van het ETS nog steeds het oeroude hoogovenproces. Nederland en heel Europa hadden 15 jaar kunnen investeren in revolutie in de staalproductie maar Nederland en Europa waren 15 jaar te bang voor het effect dat effectief klimaatbeleid zou hebben op Poolse kolencentrales. Een effect dat is gecreëerd door de EU zelf.
Eenmaal ingevoerd gaf het waterbed van ellende altijd hoop op betere tijden, altijd hoop op de markt die alles op zou lossen. Nu zijn we 15 jaar verder en is die hoop er nog steeds. Jazeker heeft het ETS inmiddels belangrijke ontwikkelingen en aanscherpingen doorgemaakt, maar de Poolse kolencentrales dingen nog altijd mee om de emissierechten. Het argument dat welk effectieve klimaatbeleid voor de energiesector, industrie en luchtvaart dan ook kan resulteren in extra CO2-uitstoot in Poolse kolencentrales is nog altijd van kracht. Nog altijd valide. Nog altijd tragisch. Nog altijd stupide.
Niets liever dan een Europese aanpak, maar dan nu ook echt aanpakken
Ook deze verkiezingscampagne pleiten partijen voor de Europese aanpak voor industrieel klimaatbeleid. Daarmee bedoelen ze; laat de markt zijn werk doen, laat het ETS op zijn beloop. Dat is geen aanpak. Dat is net als de afgelopen 15 jaar vooral hopen dat complexe problemen zich vanzelf oplossen. Klimaatbeleid is te belangrijk om op één instrument te vertrouwen.
Benut de hele gereedschapskist
Pleiten voor een sterker Europees emissiehandelssysteem als onderdeel van de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen is als een ezel die zich op de verkeerde plek en op het verkeerde moment stoot aan dezelfde steen.
Natuurlijk is een Europese aanpak voor klimaatbeleid belangrijk. Klimaatbeleid alleen in Nederland is geen klimaatbeleid. Maar er is Europees klimaatbeleid, en er wordt gewerkt aan beter Europees klimaatbeleid. Vergeet tijdens de Nederlandse verkiezingen even het ETS. Met de Poolse kolencentrales komt het echt goed. Schets de kiezer een overtuigend pad hoe we de sterke Nederlandse industrie die is geoptimaliseerd voor een economie zonder klimaatverandering zo snel mogelijk ombouwen naar een industrie die kan overleven met uiteindelijk netto nul CO2-uitstoot.
Vergeet de Poolse kolencentrales. Laat zien dat het je wat uitmaakt dat Nederlandse bedrijven voortbestaan. Toon dat je het belangrijk vindt dat Nederland bijdraagt aan juist de moeilijkste stappen in de mondiale energietransitie. Vertel wat je wel aanpakt met belastingen, verplicht borden met de CO2-uitstoot van gisteren bij de ingang van elke fabriek, zet uiteen waar een subsidie nodig is, maak duidelijk op welke faciliteiten welk bedrijf op welk moment mag en moet vertrouwen, beloof desnoods dat je ETS-rechten gaat opkopen om niet elders CO2-uitstoot te veroorzaken.
Besef dat het ETS-waterbed geen natuurwet is. Het is allerminst zeker dat het ETS tot 2050 standhoudt. Ooit klinkt handel in het recht om CO2 uit te stoten misschien net zo maf als handel in het recht op het veroorzaken van letsel. Bedrijf politiek alsof het nu al zover is. Neem klimaatbeleid serieus. Benut de hele politieke gereedschapskist. Hij is er niet voor niets.
Imagecredit: Eigen foto.
Kernenergie levert 0 tot 12% van de CO2-reductie tot 2050
Jesiel Rubio, via Unsplash Public Domain
Het gaat ook deze verkiezingen goed mis qua klimaat. Waar klimaat in 2017 überhaupt geen rol speelde, is alle complexiteit die samen energietransitie heet in 2021 teruggebracht tot de vraag of partijen voor of tegen kernenergie zijn.
Nucleaire welles-nietes op repeat
Nederland stootte in 2019 in totaal 182,5 megaton CO2-equivalent aan broeikasgassen uit. Als Nederland de komende 30 jaar elk jaar evenveel uitstoot als in 2019 dan telt dat op tot 5.475* megaton.
De opgave voor Nederland is om de uitstoot jaar op jaar gestaag af te bouwen, tot netto nul in 2050. Dat is nogal een uitdaging. Kernenergie kan helpen bij deze uitdaging, daarover kan geen twijfel bestaan. Kernenergie kan een betaalbaar onderdeel van de oplossing zijn. Maar wat er ook gebeurt, kernenergie is hooguit een onderdeeltje van de oplossing.
Kernenergie is niet onmisbaar en niet doorslaggevend
De aandacht die kernenergie nu krijgt, is totaal overtrokken. Kernenergie is geen makkelijke oplossing voor ons klimaatprobleem, zelfs geen makkelijke oplossing voor een deel van het klimaatprobleem.
Het is niet een kwestie van willen
Zelfs als 17,5 miljoen Nederlanders vol overtuiging eisen dat Nederland voor 2030 een kerncentrale bouwt dan dan nog is er geen enkele zekerheid dat Nederland voor 2030 een nieuwe kerncentrale in gebruik kan nemen.
De Verenigde Staten, Frankrijk en Groot-Brittannië hebben decennia ervaring met kernenergie en investeerden miljarden in nieuwe kerncentrales. Toch lukte het deze landen sinds 2000 niet om niet om binnen 10 jaar van een concreet plan tot operationele kerncentrales te komen. In Nederland bestaat nog geen concreet plan voor een kerncentrale.
Als Nederland er wonderwel toch in slaagt voor 2030 een nieuwe kerncentrale in gebruik te nemen, is dat mooi. Emissievrije elektriciteit is belangrijk voor warmtepompen, elektrische auto’s en waterstoffabrieken. Een kerncentrale is echter geen alternatief voor in warmtepompen, elektrische auto’s en waterstoffabrieken. Een kerncentrale is ook geen alternatief voor het afbouwen van de veestapel, het afvangen van CO2 uit staalfabrieken of het emissievrij maken van de luchtvaart.
Het enige dat een kerncentrale doet, is het produceren van emissievrije elektriciteit. Alle emissievrije elektriciteit is welkom, dus een kerncentrale is welkom. Een kerncentrale is echter geen must. Opwekken van emissievrije elektriciteit is ons kleinste probleem. Ook in de winter, zonder wind en zonder zon, is emissievrije elektriciteit opwekken te doen zonder kernenergie.
Als kernenergie zijn bijrol perfect speelt, blijft het een bijrol
De VVD is het meest concreet over kernenergie. In het Algemeen Dagblad van 23 september 2020 trapte kamerlid Mark Harbers verkiezingshype voor kernenergie af met het voorstel om 3 tot 10 kerncentrales te bouwen. Als vermogen per centrale is 1.000 megawatt genoemd. Harbers in het AD: “Het zou mooi zijn als de eerste schop rond 2025 in de grond gaat, zodat de eerste centrale in de jaren 30 geopend kan worden.’’
Stel dat echt alles goed gaat
Stel dat de VVD een coalitie meekrijgt voor de bouw van kerncentrales, hoeveel van de 5.475 megaton CO2eq-uitstoot die Nederland zonder klimaatbeleid tot 2050 zou uitstoten kan kernenergie dan voorkomen?
- Als in 2025 de schop de grond in gaat voor 10 kernreactoren tegelijk en we gaan uit van 5 jaar bouwtijd dan komt er in 2030 in totaal 10.000 megawatt aan nieuw nucleair vermogen in bedrijf;
- Uitgaande van jaarlijks 8.000 draaiuren op continu vermogen levert 10.000 megawatt aan nucleair vermogen jaarlijks 80 miljard kilowattuur. Tussen 2030 en 2050 telt dat op tot 1.600 miljard kilowattuur atoomstroom;
- Als Nederland verder niet investeert wind- en zonneparken dan vervangt deze atoomstroom elektriciteitsproductie in gascentrales, á 400 gram CO2-uitstoot per geleverde kilowattuur;
- In totaal voorkomt deze serie van 10 kerncentrales dan 640 megaton CO2-uitstoot, ofwel 12% van de 5.475 megaton CO2-uitstoot die Nederland tot 2050 zonder klimaatbeleid zou uitstoten.
Dit is de absolute bovengrens van wat kernenergie in Nederland kan beteken voor het klimaatbeleid tot 2050, zeker als Nederland verder geen klimaatbeleid voert. Zonder flankerend klimaatbeleid, zoals elektrificatie in de industrie, warmte en mobiliteit kan Nederland simpelweg niet meer atoomstroom verstouwen.
De bijrol van kernenergie is in werkelijkheid nog veel bescheidener
In de strijd tegen klimaatverandering telt elke bespaarde ton broeikasgas. Als Nederland er in slaagt inderdaad 10.000 megawatt aan kernreactoren in bedrijf te nemen in 2030 dan zou dat fantastisch zijn. Het gaat alleen niet gebeuren.
Wetten en praktische bezwaren
Nederland is een land van coalities. De VVD sluit samenwerking met de PVV uit. Daarmee is geen coalitie van 76 zetels denkbaar die zonder reserves voor kernenergie zal stemmen.
Een coalitiecompromis van 3 reactoren is met enig optimisme denkbaar, 10 reactoren in één keer aanbesteden gaat zeker niet gebeuren. De eerste schop de grond in in 2025 gaat ook niet gebeuren. Nederland is een land van rapporten, risicoaversie en besluiteloosheid. Nederland is een rechtstaat met vergunningsprocedures en bezwaartermijnen. Het is irreëel aan te nemen dat in 2025 alle lichten op groen staan voor een kerncentrale. Als de bouw in 2028 begonnen is dan zijn we lekker bezig.
- Drie reactoren tegelijk bouwen ligt niet voor de hand, maar laten we aannemen dat 3 reactoren van elk 1.000 megawatt gemiddeld in 2035 in bedrijf komen;
- Wederom uitgaande van jaarlijks 8.000 vollasturen leveren deze centrales 360 miljard kilowattuur tussen 2035 en 2050;
- Wederom uitgaande van verdringing van gascentrales komt dat aan 144 megaton CO2-reductie tot 2050. Tweeënhalf procent van de eerder genoemde 5.475 megaton totale uitstoot zonder klimaatbeleid.
Niet te verwaarlozen maar ook echt de hyperfocus niet waard
Het is mogelijk dat Nederland wegens succes in 2038 besluit tot de bouw van nog eens 3 kerncentrales, die dan in 2045 in bedrijf komen. Dat doet dan nog eens 48 megaton tot 2050. Het is ook mogelijk dat de bouw van de eerste 3 reactoren tegenvalt of überhaupt de eindstreep niet haalt. Een reële verwachtingswaarde van het zelfstandige aandeel van kernenergie in de CO2-reductie tot 2050 is 1 à 3 procent. Niet te verwaarlozen maar ook zeker niet zo doorslaggevend als door voorstanders geclaimd. Kernenergie slokt echt een belachelijke hoeveelheid tijd en aandacht op in de campagnes en debatten.
Het niet-kernenergiekonijn voor de formatie
Uitgaande van 3 lijsttrekkersdebatten per verkiezingsperiode en nog 8 kabinetten de komende 30 jaar heeft kernenergie met alleen al het RTL Debat van afgelopen zondag zijn evenredige portie zendtijd al ruimschoots gehad tot 2050.
Toch zal de rituele dans rond kernenergie tot 17 maart voortduren. Profileren aan de hand van de nucleaire welles-nietes werkt nu eenmaal voor zowel voor- als tegenstanders. Veel VVD’ers willen graag nóg een keer van Rutte horen dat kernenergie onmisbaar is, veel GroenLinksers van Klaver dat het duur en onwenselijk is. Ook voor organisators van debatten levert het de gewenste strijd. De kiezer heeft er niets aan, maar voor de kijker is het vermakelijk.
Net als in 2017 zal het pas tijdens de formatie echt over klimaatbeleid gaan. Net als in 2017 zal het tot verontwaardiging leiden dat de nieuwe coalitie ingrijpende maatregelen treft die tijdens de campagne niet aan bod zijn gekomen. Wie er ook gaat regeren, de nieuwe coalitie heeft de volgende golf weerstand voor het klimaatbeleid aan zich zelf te wijten.
*Correctie 11.00: Initieel rekende ik met 9.125 megaton. Slordige rekenfout, bedankt voor het melden.
Imagecredit: Jesiel Rubio, via Unsplash Public Domain
CO2-opslag is onmisbaar onderdeel van klimaatbeleid geworden
Nicolas Comte, via Unsplash Public Domain
Follow the Money bracht 17 februari 2021 een stevig stuk over de lobby van olieconcerns voor CO2-opslag, vermomd als enthousiasme voor waterstof. Dat was natuurlijk olie op het vuur van de toch al laaiende weerstand tegen CCS.
CO2-opslag is nu onmisbaar, dankzij wanbeleid
Het stuk van Follow the Money is mij door een aantal mensen toegestuurd, soms met verzoek om een reactie. Zoals lezers die regelmatig naar WattisDuurzaam terugkomen weten, heb ik mij de afgelopen jaren ook verwonderd over het grote enthousiasme voor (groene) waterstof.
Ook mij is de grote overlap tussen partijen die pleiten voor groene waterstof en partijen die pleiten voor CO2-opslag niet ontgaan. Hoe het zover heeft kunnen komen dat Nederland irreële koploperdromen heeft op het vlak van groene waterstof laat ik aan de geschiedschrijvers. Bashen van Shell en co laat ik aan de partijen die zich daarin gespecialiseerd hebben.
We kunnen inmiddels echt niet meer zonder CO2-opslag
Wat ik in reactie op het stuk van Follow the Money wel (nogmaals) wil bekrachtigen, is dat Carbon Capture and Storage (CCS) een onmisbaar onderdeel van klimaatbeleid is geworden. Het was misschien mogelijk geweest om de opwarming van het klimaat te beheersen zonder CCS maar dan hadden we veel eerder en veel serieuzer moeten inzetten op CO2-reductie.
Het had technisch en economisch zonder CCS gekund
De milieuorganisaties en politieke partijen die op basis van wetenschappelijke argumenten al decennia pleiten voor een scherpe daling van ons verbruik van fossiele brandstoffen, hebben jarenlang terecht gesteld dat inzetten op CO2-opslag afleidt van precies die doelstelling.
Investeren in CO2-opslag in 1990 sloeg nergens op. Toen hadden we moeten investeren in fatsoenlijk geïsoleerde huizen, grootschalige bouw van kerncentrales en stevig beleid om auto’s zuiniger te maken. Investeren in CO2-opslag in 1995 sloeg nergens op. Toen hadden we moeten investeren in fatsoenlijk landbouwbeleid, grootschalige bouw van windparken en stevig beleid om de groei van de luchtvaart af te remmen. Investeren in CO2-opslag in 2000 sloeg nergens op. Toen hadden we moeten investeren in toekomstbestendige staalindustrie, grootschalige sluiting van kolencentrales en stevig beleid om CO2-uitstoot in de rest van de maatschappij economisch onaantrekkelijk te maken.
De keuze die rest is wanneer we het teveel aan CO2 gaan opslaan
Dat CO2-uitstoot een probleem is, is al decennia bekend. Met name in Europa en Noord-Amerika hadden we al voor 2000 een steile daling in het verbruik van fossiele grondstoffen moeten inzetten. Dat is niet gebeurd. Europeanen en Amerikanen hebben niet gehandeld naar wat volgens de wetenschap al die tijd al noodzakelijk is. Daardoor hebben we niet tijdig ingezet op opschaling van wind- en zonne-energie, kernenergie, elektrisch rijden, isoleren en alle andere deeloplossingen die CO2-uitstoot samen beperken. Daardoor zijn deze technologieën veel later concurrerend geworden met steenkool, aardgas en aardolie.
Daardoor hebben Europa en Noord-Amerika sinds 2000 twintig jaar een onacceptabel volume CO2 in de atmosfeer gebracht. Daardoor is een groot deel van het resterende ‘carbon budget’ opgebruikt. Daardoor hebben groei-economiën in Azië en Zuid-Amerika ons voorbeeld gevolgd en hun welvaart ook volledig opgebouwd rond fossiele bronnen.
Daardoor is de jaarlijkse CO2-uitstoot sinds 2000 niet scherp gedaald maar mondiaal nog zo’n 40% verder opgelopen. Daardoor is de kans dat we klimaatverandering beheersbaar kunnen houden zonder CO2-opslag volledig verkeken. Het is nu zeker dat negatieve emissies (CO2 onttrekken uit de atmosfeer en opbergen onder de grond) onderdeel moet zijn van onze aanpak om klimaatverandering te beheersen. De vraag die resteert is in welke volumes negatieve emissies nodig zullen zijn.
De keuze die nu voorligt is wanneer we de CO2 onder de grond stoppen. Doen we dat nu, nu het broeikasgas vrij geconcentreerd vrijkomt bij industriële grootverbruikers van steenkool, olie en aardgas? Of doen we dat eind deze eeuw als we de CO2 als verspreide losse deeltjes weer uit de atmosfeer moeten plukken? De laatste optie is aanmerkelijk energie-intensiever, aanmerkelijk kostbaarder en aanmerkelijk onzekerder.
Subsidie voor CCS is nu wenselijk, maar het blijft oppassen
Voor milieuorganisaties en groene partijen is het tijd om te accepteren dat CO2-opslag in de industrie – waar zij jarenlang volledig terecht tegen hebben gestreden – nu alsnog onmisbaar is geworden. Het is pijnlijk dat de olie- en gasconcerns die decennialang hebben gelobbyd om klimaatbeleid ineffectief te houden nu subsidie vangen voor de opslag van de eigen fossiele CO2-uitstoot. Toch is CO2-opslag inmiddels beter dan geen CO2-opslag. Zonder subsidie investeert de industrie echt niet in CO2-opslag. Dus is subsidie voor CO2-opslag wenselijk. Wenselijk geworden.
De windturbines, elektrische auto’s, spoorlijnen en isolatiematerialen die nodig zijn voor de schone economie van de toekomst, produceren we vanuit de fossiele economie van vandaag. CO2-uitstoot bij staal-, cement- en isolatiefabrieken is nog decennia onvermijdelijk. Deze CO2 die vrijkomt terwijl we investeren in de toekomst nu opvangen en nu opslaan is echt beter dan diezelfde CO2 rond 2070 proberen alsnog uit de atmosfeer te onttrekken.
Tegelijkertijd blijft het noodzakelijk om scherp te kijken welke partijen pleiten voor CO2-opslag. Net als in 1990, 1995 en 2000 kan een pleidooi voor CO2-opslag nog steeds een afleidingsmanoeuvre zijn. Een lobby om de houdbaarheid van fossiele verdienmodellen te rekken. Probeer als milieubeweging als vanouds fel te zijn op CO2-opslag die de facto uitstel van effectiever klimaatbeleid betekent. Strijdt tegelijkertijd mee voor CO2-opslag die in lijn ligt met netto nul CO2-uitstoot medio deze eeuw. Het is niet makkelijk die switch te maken. Het is niet makkelijk die nuance te benadrukken.
Toch zal het moeten. De milieubeweging weet als geen ander hoe kwalijk het is als partijen met invloed op beleidsmakers klimaatwetenschap negeren. De klimaatwetenschap pleit nu voor CCS.
Imagecredit: Nicolas Comte, via Unsplash Public Domain
‘Eerst de daken vol’ heeft inmiddels zijn melktanden gewisseld
Bol Fulfilmentcentrum Waalwijk
Opnieuw relevant: 19 februari 2021 | Oorspronkelijk gepubliceerd: 16 juni 2019
In september 2014 kopte RTV Noord naar aanleiding van discussie in de Groninger Staten “Eerst de daken vol, dan pas zonneparken op de grond”. Inmiddels zijn we 7 jaar verder. “Eerst de daken” vol loopt inmiddels zelfstandig naar school, heeft zijn eerste spreekbeurt gegeven en zijn melktanden gewisseld. Al zeker zeven jaren maken deskundigen en politici die daar over gaan het punt dat zonneparken pas wenselijk zijn als alle geschikte daken vol met zonnepanelen liggen. Vaak zijn dat ook politici en deskundigen die menen dat de energietransitie in Nederland veel te traag verloopt. Moet “Eerst de daken vol” volwassen worden voordat we accepteren dat we alsnog moeten versnellen met grondgebonden zonneparken? Hieronder het oorspronkelijke bericht over de ophef over zonnepanelen op land, van 16 juni 2019.
Duurzaam NL schreeuwt om meer megastallen en IKEA’s
Bij uitvoer van het Nederlandse klimaatakkoord is in 2030 twee derde van alle stroom opgewekt met windturbines en zonnepanelen. In 2050 moet al onze energieproductie (inclusief elektriciteit) vrij van CO2-uitstoot zijn.
Beklagen, vertragen en zelfs belagen
Dat Nederland met al zijn Nederlanders en al zijn bedrijvigheid moet stoppen met het uitstoten van broeikasgassen, daar lijkt inmiddels een meerderheid van de Nederlanders van overtuigd.
Ons land, onze infrastructuur en onze levens zijn echter vervlochten met de uitstoot van CO2. Stoppen met die uitstoot heeft als consequentie dat ons land, onze infrastructuur en onze levens wat moeten veranderen. En oei wat hebben wij moeite met verandering. Wat zijn wij met zijn allen goed om veranderingen te beklagen, te vertragen en zelfs te belagen.
Nederland wil het liefst géén energie opwekken
Hoewel we gemiddeld gezien inmiddels tegen energie uit kolen, aardgas en olie zijn, zijn we evengoed tegen de bronnen die kolen, aardgas en olie dan noodzakelijkerwijs moeten vervangen. We zijn tegen windmolens, tegen biomassacentrales, tegen CO2-opslag en tegen kerncentrales. Alleen voor zonnepanelen leek Nederland – tot voor kort -wel te porren. Zonneparken zijn door protestgroepen zelfs regelmatig aangehaald als alternatief voor windparken.
Achteraf bezien zou ook dit een vertragingstactiek geweest kunnen zijn. Nu zonnepanelen zo goedkoop zijn dat het met enige subsidie uit kan om zonneparken op landbouwgrond en waterbekkens te bouwen, schieten ook actiegroepen tegen zonneparken namelijk alsnog als paddenstoelen uit de grond.
Hoewel de weerstand tegen zonneparken nog jong is, is het eerste grote succes al binnen. De Tweede Kamer nam recent in grote meerderheid een motie van Carla Dik-Faber (ChristenUnie) en mede-indieners aan, die vergunningverleners verplicht nieuwe plannen voor zonneparken te toetsen aan van alles.
De motie verzoekt de regering, ‘er met de decentrale overheden voor te zorgen dat, in de aanloop naar de Regionale Energiestrategieën, nieuwe zonneparken op natuur- en landbouwgronden worden getoetst aan de op handen zijnde zonneladder of vooruitlopend op deze zonneladder zijn getoetst aan een vergelijkbaar door decentrale overheden vastgesteld afwegingskader.’
Groots plan voor drijvende zonneparken verontrust natuurorganisaties. Helemaal eens!
Waarom zonnepanelen op water (of natuur- en landbouwgrond) leggen als 95% van het dakpotentieel nog niet benut is.
Daarom maak ik mij sterk voor een #zonneladder. https://t.co/XFE4CljSFQ
— Carla Dik-Faber (@carladikfaber) June 12, 2019
Zowel de zonneladder, de RES als een vergelijkbaar afwegingskader betreffen veelal onuitgewerkt beleid. Uitwerken van beleid kost tijd dus de uitbouw van hernieuwbare energie in Nederland loopt nog eens extra vertraging op. Al had de schade groter kunnen zijn. De eerdere versie van de Motie over de zonneladder uit 2018 (door mij in de oorspronkelijke versie van dit stuk abusievelijk aangehaald, bedankt voor de correctie @polder_PV) was nog een stuk verstrekkender.
Ook zonnepanelen willen we vooral niet zien
De strekking van de groeiende en succesvolle weerstand tegen zonneparken op land en water is dat het ‘belachelijk is om zonnepanelen op landbouwgrond of binnenwater te installeren zolang er nog zoveel daken onbenut zijn.’
‘Eerst alle daken vol’
Deze drogreden klinkt zo overtuigend dat – op de PVV en Denk na – de voltallige Tweede Kamer er in is getuind.
Maar het is en blijft een drogreden. Inderdaad is het zonde dat er op veel Nederlandse daken waar zonnepanelen zouden kunnen liggen nog géén zonnepanelen liggen. Maar dat los je niet op door grondgebonden zonneparken te frustreren.
Wie zich oprecht stoort aan lege daken, stuurt aan op beleid dat zonnepanelen op daken (nog meer) stimuleert, misschien zelfs verplicht. Maar zelfs als dat beleid gericht op daken onverwacht effectief is, is dat onvoldoende. Dat lijkt Dik-Faber zich met haar mantra ‘Eerst alle daken vol’ ook te beseffen. Op uitsluitend daken is niet genoeg ruimte om voldoende zonnestroom voor de CO2-vrije Nederlandse economie op te wekken.
Het enige appels-met-appels alternatief is een grijze schoenendoos
Na de ‘eerst’ van Dik-Faber komt onvermijdelijk een ‘daarna’, waarin we zonnepanelen alsnog op landbouwgrond en water zullen bouwen. Want op onze akkers en oppervlaktewater is er voor zonnepanelen ruimte in relatieve overvloed.
Op basis van onderzoek door de Universiteit Utrecht en TNO stelt Holland Solar, lobbyclub voor zonne-energie, dat er in 2030 zo’n 0,2 procent van alle Nederlandse landbouwgrond nodig is om doelen voor zonne-energie te behalen. Voor de doelen van 2050 zou daar nog zo’n 0,3 procent bijkomen. Daar gaat het in deze discussie dus over.
Krap een half procent van alle akkers
Samen met panelen op daken heeft Nederland over 30 jaar dan ruim 30 gigawatt aan zonnepanelen en toch nog steeds 99,5 procent van zijn landbouwgrond. Ook met zonneakkers blijven onze superboeren exporteren.
Het enige reële beleidsalternatief om de energietransitie voor 2050 te voltooien zónder zonneparken op land en water, is het vergroten van het dakpotentieel. Wie enkel zon op dak accepteert, pleit in feite voor het bouwen van nieuwe megastallen, distributiecentra en andere saaie schoenendozen. Nieuwbouw op akkers dus. Om daar bovenop panelen te plaatsen.
Vast niet wat 127 Tweede Kamerleden voor ogen hadden met hun instemming op de motie Dik-Faber.
Oudere – afgaande op de voortdurende ophef inmiddels achterhaalde – update van 15 november 2019
Voortschrijdend inzicht! Milieuorganisaties Greenpeace, Milieudefensie, Natuurmonumenten en collega’s onderschrijven samen met HollandSolar de ‘Gedragscode zon op land’. Daarmee schaart de Nederlandse milieubeweging zich achter de opschaling van zonne-energie, ook op landbouwgrond en (waar het geen kwaad kan) in natuur. De gedragscode is met complimenten in ontvangst genomen door politici die zich eerder ook kritisch uitlieten over zonnepanelen op land. Top.
Imagecredit: Bol Fulfilmentcentrum Waalwijk